Feature

Cultuur is geen sausje

Op 13 oktober vond in Amsterdam het symposium ‘Een cultuur van ruimte maken – Ontwerpen aan geschiedenis’ plaats. Doel was te onderzoeken, op basis van vijf jaar Belvederepraktijk, waaraan ontwerpend Nederland de komende vijf jaar moet werken. Het Stimuleringsfonds voor Architectuur organiseerde een perfect verzorgde middag.

De onofficiële aftrap van de middag vond plaats in de gracht voor het Centraal Station. Een overvolle rondvaartboot voer de deelnemers via het IJ naar Loods 6 op het KNSM eiland waar het symposium plaatsvond. Al varend zaten de deelnemers met een kartonnen lunchpakket op schoot, met daarin een boterham, appel en papieren servet met Oudhollands weefpatroon. Het servet misstond niet bij het toeristisch gehalte van een rondvaart door Amsterdam en ook niet bij het thema van de dag: 'ontwerpen en geschiedenis'. De valsheid van het ontwerp school in het papier dat textiel imiteerde, waarmee een gevoel van authenticiteit en Oudhollandse gezelligheid – maar wat ís dat eigenlijk? – gecreërd werd. Het servet weerspiegelde aardig wat nog komen zou. Symbolisch dan, want hier ging het immers om een onschuldig ding dat na gedane arbeid in de prullenbak verdween. In Loods 6 werd gesproken over de inrichting van Nederland. Hoe in ontwerpen om te gaan met geschiedenis?

Dat geschiedenis geen vies woord meer is in ontwerpland mag duidelijk zijn; daarover werd niet gediscussieerd. Mede dankzij het Belvedere beleid en het in mei van dit jaar verschenen actieprogramma 'Ruimte en Cultuur' is deze discussie een gepasseerd station. Maar wat te doen met geschiedenis in een land dat zó gelaagd is als Nederland. Romeinen, middeleeuwen, de Republiek, VOC; noem maar op – het houdt niet op. Liesbeth van der Pol, directeur van Atelier Zeinstra Van der Pol, verzucht in haar lezing: 'soms heb je zoveel geschiedenis op je bouwlocatie, dat het benauwend wordt. Je moet de Romeinen laten meeklinken in alles wat je doet,' zegt ze even later en ze tovert een stel bouwvakkers op een dia een Romeinse helm op. Het zit hem in ontwerpen, maar ook in spirit.

Jan Kolen, hoogleraar Erfgoed van Stad en Land aan de Vrije Universiteit, wijst op een aantal gevaren. Zo ligt het gevaar van verschraling op de loer. Als voorbeeld toont hij koekblikken met geromantiseerde plaatjes van D-day. De blikken maken deel uit van onze 'maakbare' geschiedenis. Ze tonen vrolijkheid alom, maar wás dat moment wel zo vrolijk? Daar wil de geschiedenisconsument liever niet aan denken als hij een koekje eet. Er bestaat, vertelt Kolen, een drang naar herkenbare symbolen, want die consumeren lekker. De politiek en de markt in Nederland zijn zich daar van bewust en zullen daarom niet schromen het verleden zo te verpakken dat het goed verkoopt. De loop van de geschiedenis daartoe een beetje verdraaien zal niet altijd worden geschuwd. Kolen maant tot voorzichtigheid, want 'het copyright van het verleden komt snel vrij'. Concluderend besluit hij dat de ontwerper bereid moet zijn de dialoog aan te gaan met het verleden, waarbij nu eens de ontwerper, dan weer het verleden het laatste woord heeft.

Adriaan Geuze, landschapsarchitect en directeur van West 8, spuugt in zijn lezing op de babyboomers die hij verwijt een generatie zonder visie te zijn. In Nederland is grote behoefte aan agendavorming, legt Geuze uit. We staan namelijk oog in oog met problemen die te maken hebben met bevolkingsdichtheid en de omgang met het water. De babyboomers raakten verstrikt in de wereld van de procedures, met als gevolg dat besluitvorming tergend langzaam plaatsvindt, sociale segregatie ontstaat, het verkeer vastloopt, milieuproblematiek en landbouwontwikkelingen niet worden aangepakt. Mogen we Geuze geloven dan staat ons land op springen. Tenzij we snel iets doen.

Landschapsarchitect Michael van Gessel lijkt in de sessie over de Nieuwe Hollandse Waterlinie het bewijs te hebben dat visie (met grote V) niet gewenst is; daadkracht moet er zijn. Van Gessel maakt, samen met planoloog Tineke Blok en landschapsarchitect Bram Breedveld, een gebiedsaanpak voor twee locaties binnen de Nieuwe Nederlandse Waterlinie. Hij besloot door middel van interviews met onder anderen mensen van betrokken gemeenten, natuurbescherming, agrarische sector en waterschappen kennis te generen over het gebied. En wat bleek: de ondervraagden hadden hun buik vol van visie en juist behoefte aan op de uitvoer gerichte plannen.

Het is de vraag of de geïnterviewden genoeg hebben van de visies op zich, of vooral van visies waarmee niks wordt gedaan. Ligt de crux niet bij mooie woorden die in het niets verdwijnen? Van der Pols Romeinse helm moet op. Ontwerpend Nederland moet prioriteiten stellen en vol inspiratie de handen uit de mouwen steken.

Bij de sessie over archeologie en ruimtelijke ordening klinkt wederom Geuzes roep om een agenda. Jos Bazelmans, hoogleraar Archeologische monumentenzorg aan de Vrije Universiteit en werkzaam bij de ROB, zet de grote veranderingen in de archeologie van de laatste vijftien jaar op een rijtje. Het aantal archeologen is de laatste jaren in vliegende vaart gestegen. Ook het budget voor archeologie is omhoog gegaan, deels vanwege het principe 'de verstoorder betaalt'. Voorts is in tegenstelling tot begin jaren negentig nu een groot deel van het archeologisch onderzoek in handen van commerciële bedrijven. 'Met als gevolg 'Graaf maar raak',' roept Dirk Baalman adjunct directeur bij welstandsorganisatie Het Oversticht. Wat ontstaat zijn overvolle depots gevuld met scherven waar niemand op zit te wachten en er is geen tijd om onderzoek te vertalen in de (wetenschappelijke) verhalen die nodig zijn bij de planning van ons land. Het lijkt erop dat de archeologen nog niet bekomen zijn van de schrik van de hoos aan opgravingen.

Een klinkklaar antwoord op de vraag 'hoe in de komende vijf jaar het verleden kan worden ingezet bij nieuwe ontwikkelingen op ruimtelijk gebied' bestaat niet. Het recept hiervoor moet met zorg en aandacht opgesteld worden. 'Cultuur is geen sausje,' zei Janny Rodermond, directeur van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, al in haar openingswoord.