Mythes, stoere verhalen en mooie sprookjes, over Team 10 doen er vele de ronde. In de zojuist verschenen publicatie ‘Team 10 1953-81 in search of a Utopia of the present’, op de nieuwe website Team10-online en op de grote overzichtstentoonstelling die nu in het NAi te zien is, wordt fictie van feiten gescheiden.
‘Team 10 grew out of criticism within CIAM, as an irritating grain in an oyster’, aldus Aldo van Eyck in 1991. Die kritiek betrof onder meer het – in hun ogen – extreme functionalisme van Le Corbusier, die volgens Team 10 leden ‘a humane, poetic, disciplined, machine environment for a machine society (probably a society of technicians with a pretty strict hierarchy)’ wilde creëren. Team 10 was een informele organisatie, zonder zoiets als lidmaatschap, bestaande uit architecten die met een zekere regelmaat samen kwamen. Op de bijeenkomsten, die in het teken stonden van thema’s als massawoningbouw, stedelijke infrastructuur en de welvaartsstaat, presenteerden de deelnemers – ‘leden’ en genodigden – hun ontwerpen die daarna werden bediscussieerd. Uitwisseling van ideeën vond niet alleen op deze meetings plaats; de meeste leden waren verbonden aan onderwijsinstellingen waardoor ook nieuwe generaties architecten kennis maakten met de opvattingen van Team 10.
Team 10 kende een ‘inner circle’, ontwerpers die het meest actief waren en bijeenkomsten organiseerden. Het zijn vooral deze architecten – Jaap Bakema, George Chandilis, Giancarlo De Carlo, Aldo van Eyck, Alison en Peter Smithison en Shadrach Woods – waar zowel de tentoonstelling als de publicatie zich op concentreren, overigens zonder andere leden als John Voelcker en Ralph Erskine uit te sluiten.
Hoewel de groep nooit officieel is opgericht wordt 1953 als beginjaar beschouwd. Het jaar waarin alle kernleden, behalve De Carlo, het negende CIAM congres in Aix en Provence (Frankrijk) bijwoonden, samen met nog 3000 anderen. En ook het jaar waarin een aantal van hen werd uitgenodigd om het tiende CIAM congres te organiseren, de naam Team 10 is van deze activiteit afgeleid. Dat tiende CIAM congres vond plaats in 1956 in Dubrovnik. Drie jaar later, in 1959, wordt CIAM tijdens een bijeenkomst in Otterlo, vooral door toedoen van de leden van Team 10, officieus opgeheven. Vanaf dat moment beginnen de Team 10 meetings. Gedurende achttien jaar vinden er bijeenkomsten plaats. Toch vonden de meeste leden dat Team 10 pas ophield met bestaan met het overlijden van Jaap Bakema in 1981. Of zoals Alison Smithson het verwoordde: ‘Bakema was […] like Marshal Tito, I mean after him Yugoslavia disintegrated’.
Naar Team 10 is jarenlang onderzoek gedaan door – zoals Chistine Boyer het tijdens de opening van de tentoonstelling liefdevol noemde – Team Max. Een onderzoek dat begon met de aanstelling van Alison Smithson als opvolger van Bakema op de TU Delft. Onder haar verantwoordelijkheid kwam de publicatie Team 10 meetings 1953-1984 tot stand. Onder leiding van Max Risselada werd het onderzoek voortgezet. Onderzoek naar de afzonderlijke Team 10 leden, dat onafhankelijk op verschillende universiteiten plaats vond en vindt, vormde de basis het beeld van Team 10 als groep zoals dat nu wordt gepresenteerd.
De tentoonstelling
De mooi vormgegeven tentoonstelling Team 10 een utopie van het heden is één groot feest van herkenning en ontdekking. Uitvoerig wordt stilgestaan bij de ontstaansgeschiedenis van Team 10. De originele grids, die op verschillende CIAM congressen van de Team 10 leden werden getoond, kunnen nu van dichtbij bestudeerd worden. (In de publicatie zijn de tentoongestelde grids als uitvouwbare spreads opgenomen). Van Giancarlo De Carlo wordt een absurdistisch filmpje uit 1954 getoond, waarin hij de draak steekt met het technologische modernisme.
Bovenstaande zou al genoeg reden moeten zijn om de tentoonstelling te bezoeken, maar er is meer, veel meer. Overal hangen schetsen, foto’s en tekeningen, liggen publicaties, brieven en aantekeningen, en staan maquettes van projecten die verschillende leden een keer op een bijeenkomst hebben gepresenteerd. Er is bewegend beeld te zien, zoals een film over Hauptstadt Berlin van de Smithsons en de door Jaap Bakema gepresenteerde tv-serie Van Stoel tot Stad uit 1962, en geluidsopnamen te horen van onder meer de laatste CIAM bijeenkomst in Otterloo.
In kabinetjes wordt aandacht besteed aan de bijeenkomsten zelf. In een daarvan zijn beelden te zien van de Triënnale van Milaan in 1968. Officieel geen Team 10 bijeenkomst, maar de curator Giancarlo De Carlo had Aldo van Eyck, Peter en Alison Smithson en Shadrach Woods uitgenodigd een bijdrage te leveren. Saillant detail is dat de tentoonstellingsruimte tijdens de opening door studenten en kunstenaars werd bezet uit protest tegen de institutionele rol van de Triënnale.
De publicatie
Net zoals dat iedereen naar de tentoonstelling zou moeten gaan, zou ook iedereen de fraaie publicatie moeten aanschaffen. Er zijn weliswaar meerdere publicaties over de verschillende Team 10 leden verschenen, maar over Team 10 als groep is afgezien van wat de leden zelf publiceerden – nog niet veel bekend. In Team 10 1953-81 in search of a Utopia of the present worden voor het eerst verbanden gelegd tussen het werk van de verschillende leden. Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt een chronologisch overzicht gegeven van de naoorlogse CIAM-bijeenkomsten en de daarop volgende Team 10 meetings. Iedere bijeenkomst wordt kort gekarakteriseerd en voorzien van een uitgebreide documentatie van de projecten die de deelnemers op de bijeenkomsten presenteerden. Ook wordt aandacht besteed aan de tijdschriften waarmee Team 10 leden een bijzondere relatie hadden – denk aan Forum en Architectural Design. Op overtuigende wijze wordt zo een beeld geschetst van de groepsdynamiek en de spanning tussen het intellectuele discours en de ontwerppraktijk. De essays in deel twee plaatsen Team 10 in een context, behandelen Team 10 en de omgang met ’the everyday’ en gaan in op Team 10 en de verhouding tot de moderniteit. Als laatste zijn er de ‘Voices of Team 10’, interviews met voormalige Team 10 leden over de bijeenkomsten en de groepsdynamiek.
De publicatie is rijk voorzien van ‘kiekjes uit familiealbums’ – foto’s die de deelnemers maakten tijdens bijeenkomsten en excursies, integraal opgenomen brieven, de projecten zijn gedocumenteerd met schetsen, tekeningen, foto’s, en, niet onbelangrijk, de teksten zijn helder geschreven.
Kanttekeningen
Tijdens de opening vertelde Aaron Betsky dat hij onlangs in New York op een bijeenkomst was waar CEO’s van multinationals, beleidsmakers van wereldformaat en topontwerpers als Rem Koolhaas aanwezig waren. Deze laatste liet het woord Team 10 vallen. Tot Betsky’s verbazing wisten een aantal van de aanwezige architecten niet wie of wat Team 10 was. Het is de vraag of ze dat wel zullen weten na een bezoek aan de tentoonstelling. Natuurlijk is het niet eenvoudig om iets te laten zien dat er formeel niet was, of om zoiets als groepsdynamiek te tonen. Er worden veel aanzetten gegeven, maar voor wie niet tot Team Max behoort, blijven veel vragen onbeantwoord. Om te beginnen met de meest eenvoudige vragen, wie waren eigenlijk die kernleden: wanneer en waar waren ze geboren, waar hadden ze gestudeerd, waar werkten ze?
Terwijl in de publicatie het accent ligt op de bijeenkomsten – misschien wel het wezen van Team 10 – wordt er op de tentoonstelling slechts in vijf kleine kabinetjes aandacht aan besteed. (En in twee daarvan gaat het over bijeenkomsten die eigenlijk geen Team 10 bijeenkomst waren: Otterlo ’59 en Triennale ’68.) Deze geringe aandacht voor de bijeenkomsten hoeft geen bezwaar te zijn. De keuze om in de tentoonstelling het accent op thema’s te leggen sluit behandeling van groepsdynamiek immers niet uit. Gebroederlijk hangt bij het thema Mobiliteit, De Carlo’s ontwerp van het masterplan voor Urbino tussen de London Roads studie van de Smithsons en het plan van Candilis-Josic-Woods voor Frankfurt Römerberg. In de bijschriften wordt echter geen woord gerept over de reacties op de plannen. Dat is jammer. Dirk van de Heuvel en Max Risselada stellen in de publicatie dat juist de presentatie van, en discussie over, de projecten de hoofdactiviteit van de bijeenkomsten was; momenten die het meest vruchtbaar voor de gedachte – en meningsvorming waren.
Bovenstaande zijn kleine kanttekeningen op een voor de rest mooi en lovenswaardig project. Voor de tentoonstelling geldt wel: van te voren een beetje inlezen, of later nog een keer terugkomen, kan geen kwaad en vergroot alleen maar het kijkplezier. Daarvoor kan de publicatie worden aangeschaft, maar er kan ook veel informatie worden gehaald van de gelijktijdig geopende website www.team10online.org. Op deze site zijn verschillende korte biografieën van de leden te vinden, een overzicht van meetings, projecten en teksten en een reeks researchpapers over Team 10.
Rest een vraag in hoeverre Team 10 nog relevant is voor het huidige debat over architectuur en stedenbouw. Team 10 zocht binnen het proces van modernisering naar concepten en strategieën waardoor het individuele en het collectieve weer met elkaar verzoend konden worden, onderzocht hoe lokale en regionale kwaliteiten geïntegreerd konden worden in het ontwerp en hoe sociale idealen en ontwerp samen konden komen. Om kort te gaan: hoe een utopie in het heden gerealiseerd kon worden. Kwesties die vandaag nog steeds relevant zijn, of dat in ieder geval zouden moeten zijn.