Feature

Who cares?

Het symposium ‘Sustainable Waterfronts – Learning from the Dutch Experience’ in Chicago kwam door de recente gebeurtenissen in New Orleans opeens in een heel ander daglicht te staan. Paul Preissner vraagt zich of Amerika ooit werkelijk de noodzakelijke aandacht zal hebben voor een duurzame omgang met het dreigende water.

Op 29 en 30 september richtte een tweedaagse conferentie in het IIT (Illinois Institute of Technology) zich op innovaties in de ontwikkeling van waterfronten en locaties met verontreinigde bodems en de daaraan gerelateerde architectuur en stedenbouw. Daarnaast was er aandacht voor beleid op het gebied van duurzame ontwikkeling. De ondertitel van het symposium luidde 'Learning from the Dutch Experience' en vanzelfsprekend concentreerde de bijeenkomst zich op de overdracht van kennis van het ene land (NL) naar het andere (VS) door middel van presentaties en discussiepanels.

Het merendeel van de onderwerpen en voordrachten was weliswaar nuttig voor een beter begrip van de ontwikkelingen in relatie tot water en de mogelijkheden voor een evenwichtiger omgang met het milieu, maar helaas ook net iets te voorspelbaar en weinig verassend. Het onderdeel met de meeste actualiteit, Living Below Sea Level, belichtte de verschillen in beleid tussen de twee landen in de omgang met de permanente dreiging van deze conditie. Daarbij werd het 'succes' van het ene beleid en het 'falen' van het andere aan de orde gesteld. Deze discussie werd op het laatste moment aan de conferentie toegevoegd om aandacht te kunnen besteden aan de gevolgen van de orkaan Katrina voor New Orleans.

De deelnemende sprekers in deze sessie waren: Dico van Ooijen (Rijkswaterstaat), Peter Torbijn (ministerie van VROM), Larry Prather (assistent directeur publieke werken, US Army Corps of Engineers) en Wayne Troyer, architect uit New Orleans.

Wayne Troyer schetste een beeld van de huidige situatie in New Orleans, Louisiana (NOLA). Hierna volgde een vraag en antwoordsessie onder leiding van Tracy Metz. De discussie was weliswaar informatief maar leverde weinig nieuwe inzichten op, het meeste was ondertussen algemeen bekend en uitgebreid aan bod gekomen in de media. En al was Wayne oprecht en vol hoop, het ontbrak hem aan constructieve ideeën over hoe het nu verder moet met de wederopbouw. Hij stelde dat het zetten van de volgende stappen niet aan architecten is maar aan politici en planologen. Hoewel dit een redelijk en algemeen gedeeld standpunt is, leverde het weinig discussie op en het werkte eerder enigszins ontmoedigend.

De volgende presentaties werden verzorgd door de twee Nederlandse deelnemers en hun Amerikaanse collega, zij richtten zich daarbij niet zozeer op het unieke technische vernuft van de Nederlanders als het gaat om het voorkomen van overstromingen. In plaats daarvan spraken zij over de verschillen in nationaal beleid en vroegen zich af: 'wie is verantwoordelijk en moet het probleem oplossen?' Het schrikbarende hoge aantal mensen dat in Nederland bedreigd wordt door mogelijke overstromingen houdt het onderwerp op de nationale agenda. In Amerika ligt dit anders. Daar heeft maar een kleine minderheid te maken met het risico van een stijgend waterpeil. Dit verklaart het gebrek aan aandacht voor het gevaar van overstromingen onder de Amerikaanse bevolking. Het is ook de reden voor de afwezigheid van een substantieel debat in de Verenigde Staten over hoe om te gaan met een dergelijke dreiging. Op subtiele wijze gaven Dico van Ooijen en Peter Torbijn aan hoe succesvol het Nederlandse waterbeleid is, en dat werd des de duidelijker als je het vergeleek met de aanpak in de Verenigde Staten, zoals die naar voren kwam uit het feitelijke relaas van Larry Prather. Hij vertelde hoe het debat in Amerika verschoven is van het voorkomen van overstromingen naar het minimaliseren van de materiele schade. Ook gaf hij toe dat dit beleid de oorzaak was voor de mislukte operatie in de zuidelijke staten. Hij erkende dat dankzij economische factoren de nationale respons zich beperkte tot een kosten-baten analyse. Natuurlijk zal zo'n analyse elke nationale discussie beïnvloeden, maar het falen van het Amerikaanse beleid werd, afgezet tegen de Nederlandse aanpak, steeds duidelijker.

Prather sloot zonder ironie af met de vaststelling dat het misschien tijd is om overstromingen minder vanuit een economisch kader te benaderen en meer prioriteit te geven aan mensenlevens. Het was al vreemd om te luisteren naar een presentatie van een beleid dat zich bewust is van zijn tekortkomingen, zonder blijk te geven van enige interesse in verandering, maar het slot van zijn verhaal was nog alarmerender. Prather sloot af met een korte uithaal naar de rol van milieuactivisten in de huidige NOLA-crisis. De weigering van activisten om ontwikkelingen in de delta toe te staan had, beweerde Prather, de vernietigende kracht van de recent orkanen alleen maar versterkt. De realiteit wijst naar het tegenovergestelde en het zou daarom een goed idee zijn om een brede discussie te voeren over de Amerikaanse gewoonte om zorgen over het milieu te marginaliseren en vervolgens milieuactivisten de schuld te geven zodra dingen misgaan.

De slotdiscussie leverde geen nieuwe informatie maar wel overeenstemming over het feit dat het niet redelijk is om te verwachten dat de nationale reactie in Amerika ooit zo geolied zal zijn als in Nederland. Toch werd toegegeven dat zonder zo'n benadering van de problemen, deze in Amerika niet zullen verdwijnen.

Na een hele dag aandacht voor verschillen in de aanpak van overstromingen en waterbeheer, was de enige informatie die naar voren kwam helaas algemeen bekend en 'oud nieuws'. De enige manier om te leven in relatie tot het dreigende water is om er zorgvuldig en continue aandacht aan te besteden. De conferentie was op z'n best toen werd onderstreept dat het overbruggen van het verschil tussen de twee landen niet zozeer een kwestie is van het overnemen van 'geheime' Nederlandse (technische) kennis, het gaat simpelweg om voldoende aandacht en goede wil. Waarna je alleen nog kunt concluderen dat de hele NOLA-crisis vermeden had kunnen worden als we het hadden gewild. Helaas biedt dit besef weinig soelaas, het stelt alleen maar een angstaanjagende vraag: 'Waarom kan het de Verenigde Staten niet schelen?'