Feature

Kaarten, Notaties en Exploraties

De tentoonstelling ‘Tracing Spaces. Kaarten, Notaties en Exploraties’ gaat uit van een interessant gegeven en toont mooi materiaal, toch heeft het Amsterdamse 66 East, Centre for urban culture een kans laten liggen.

Op de tentoonstelling is werk te zien van een groot aantal architecten en kunstenaars waar een ruimtelijke ervaring of een spoor (trace) vertaald of verbeeld wordt in kaarten, schema’s of grafieken. Het gaat daarbij vooral om het tonen van al dan niet vervormde sporen die herinneren aan een actie of beweging. Kaarten worden in deze context gezien als ‘een voorstellingsmechanisme van ruimtelijke relaties’.

De galerie, die sinds haar oprichting veel aandacht en succes heeft (momenteel onder andere belast met de organisatie van de volgende serie ‘Groepsportretten’), had juist dit thema op een interessante en boeiende wijze kunnen relateren aan haar eigen vestigingslocatie. 66 East is een centrum dat zich wil profileren door betrokkenheid bij, en het onderzoeken van, de vestigingslocatie, de Indische Buurt. Of zoals het centrum zelf stelt: ‘Aanvullend op de interesse voor de algemene stedelijke ruimte zal de directe context van de galerie nadrukkelijk ook fungeren als platform voor projecten en studies.’ Het centrum streeft naar drie vormen van interactie tussen galerie en wijk: men wil de buurt gebruiken als inspiratiebron, samenwerken met lokale organisaties, kunstenaars en bewoners en tenslotte tentoonstellingen maken die economische, politieke en sociale condities van de buurt accentueren. Een lovenswaardig streven dat verfrissend is, zeker vergeleken bij veel lokale architectuurcentra die aan de leiband lopen van de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Ordening of lokale BNA-kringen. Juist die bijna ideologische uitgangspunten maken van 66 East zo’n waardevolle aanwinst binnen het aanbod van architectuurcentra.

De gegeven thematiek van Tracing Spaces, de ruimtelijke ervaring en de wijze waarop deze verbeeld kan worden, had tot interessante begripvorming van de locale situatie kunnen leiden. Wat zou het fascinerend zijn geweest als een aantal deelnemers de opdracht had gekregen om sporen van informatie-, handel- en communicatiestromen in deze multiculturele buurt te traceren. Wie weet tot wat voor prachtige tekeningen men had kunnen maken wanneer de routes van de diverse wijkteams van de politie in kaart zouden zijn gebracht, of schema’s waarop de allochtone winkels staan aangegeven, waar de yuppen van het naastgelegen Oostelijk Havengebied goedkoop hun exotische boodschappen doen. Het zo verkregen materiaal had zich kunnen onderscheiden doordat zowel buurtbewoners als vakpubliek het hadden kunnen relateren aan herkenbare, direct ervaarbare ruimtelijke situaties.

Dit wil overigens niet zeggen dat de huidige tentoonstelling niet het bezoeken waard is, maar de (soms letterlijke) afstandelijkheid van de onderzochte en in kaart gebrachte locaties en acties maakt het begrijpen ervan niet altijd eenvoudiger.

Het materiaal op de tentoonstelling kan grofweg worden ingedeeld in werk dat intrigeert door de gekozen vorm en werk dat vooral boeit door het (ruimtelijke) onderwerp dat er aan ten grondslag ligt. Tot de eerste categorie behoort het werk Leaving L.A. in 9 moves van Thomas Wildner dat fascinerende patronen toont die het resultaat zijn van willekeurig gelopen routes in Los Angeles. Elke route start in dezelfde galerie en de grillige en fascinerende patronen contrasteren met het bepalende grid van deze stad. Ook het project Manhattan van Guy de Bièvre gebruikt de ruimte van een Amerikaanse stad als uitgangspunt. Anders dan de fragmentatie van Wildner construeert De Bièvre juist een akoestisch schaalmodel van Manhattan aan de hand van opgenomen geluidsfragmenten. Door de fragmenten op verschillende wijzen te hermonteren creëert hij verschillende perspectieven en nieuwe bewegingen door de stad.

Tot de andere, meer communicatieve, categorie hoort het werk van bijvoorbeeld het collectief SHErPA en het onderzoekslaboratorium CHORA. SHErPA (Seven Hills Erant Pioneers Association) toont (fictief?) materiaal van een onderzoek naar de restanten van zeven verdwenen heuvels waarop de stad Providence op Rhode Island gebouwd moet zijn. Het werk roept op zijn minst een jongensboekachtige nieuwsgierigheid op. Het project waarmee Chora/Raoul Bunschoten is vertegenwoordigd roept ook interesse op, maar van een andere categorie. Het Comrha Pilot Project in Clonmany (Ierland) heeft als doel om zicht en, door middel van scenario’s, grip te krijgen op diverse lokale groepen en bewegingen (bezoekersstromen) in het gebied. Het project lijkt daarmee aan te tonen dat de thematiek van Tracing Spaces wel degelijk constructief en relevant kan zijn bij een andere wijze van lezen en omgang met een gebied of plaats. Juist die constructieve en minder vrijblijvende invalshoek missen de meeste presentaties nu.