In Den Haag vond op 20 november een gesprek plaats over de relatie tussen kunstenaar en opdrachtgever in de openbare ruimte. De bijeenkomst maakte deel uit van het symposium Kunstenaar in de stedelijke vernieuwing: schoothond of pitbull?.
Sinds drie jaar werkt mobiel projectbureau OpTrek in de Haagse herstructureringswijk Transvaal. De wijk is de laatste jaren onderhevig aan grote veranderingen en dat proces is nog lang niet afgerond. Tijdens deze ingrijpende periode organiseert OpTrek tijdelijke kunstprojecten in de wijk. Kunstenaars uit binnen- en buitenland maken gebruik van een gastatelier in Transvaal en worden gevraagd om te reageren op wat er om hen heen gebeurt. In de drie jaar dat OpTrek in Transvaal werkt kwam zij de nodige dilemma’s tegen. Sabrina Lindemann (OpTrek) vatte deze tijdens het symposium samen: hoe blijf je als kunstenaar trouw aan je eigen doelstellingen in relatie tot je opdrachtgevers wanneer je werkt in de openbare ruimte? Wat is de positie van de kunstnaar in dit soort grote stadsvernieuwingsprocessen?
Op de eerste dag van het symposium werden een aantal projecten bezocht: de reis ging van het mobiele bureau van OpTrek in Den Haag, naar Proefpark de Punt, om vervolgens het project Zwaanshals in Motion te bezoeken, beiden in Rotterdam. Voorbeelden van kunstenaarsprojecten die zich afspelen in, en zich richten op stadsvernieuwingsgebieden. Lastig aan de tweede dag van het symposium was dat er projecten werden gepresenteerd die zich in een andere context afspelen. Zowel bij het Storkterrein als bij de ontwikkeling van de Zuidas in Amsterdam is er geen sprake van zogenaamde ‘oorspronkelijke’ bewoners. Het Storkterrein had een industriële functie en de Zuidas is een nieuw te ontwikkelen gebied. Het ging tijdens deze tweede dag van het symposium dan ook met name over de verhouding tussen kunstenaar en opdrachtgever. In hoeverre kan een kunstenaar invloed uitoefenen op de ontwikkeling van een gebied, hoe overtuigt hij zijn opdrachtgever van het belang van zijn kunstbijdrage?
Moderator Lia Gieling (tentoonstellingsmaker en adviseur) introduceerde zichzelf en het thema van de middag door te vertellen hoe zij begin jaren zeventig, in de tijd van Fluxus en Provo, kennismaakte met kunstenaars die actief waren bij de Nieuwmarkt-rellen in Amsterdam. De kunstenaar als actievoerder tegen de overheid, de kunstenaar als pitbull. Volgens haar gedragen kunstenaars zich tegenwoordig meer als de schoothond van de overheid. De overheid is de grote stimulator en ondersteuner van kunstprojecten in de stedelijke vernieuwing. Gemeentes zijn gek op ‘sociale’ kunstenaars, ze vragen hen voor projecten waarmee het publiek op een ‘andere’ manier bereikt wordt. Kunstenaars mogen vorm geven aan de gewenste bewonersparticipatie.
In 1998 werd het Storkterrein, een afgesloten gebied in de haven van Amsterdam dat grenst aan de binnenstad, verkocht aan een private partij. Er was geen duidelijke bestemming voor het gebied, zowel de gemeente als de eigenaar hadden nog geen uitgewerkte plannen voor de toekomst van het terrein. Marjolijn Boterenbrood richtte in 2000 Stichting Werk Spoor op, ‘een laboratorium van kunstenaars en onderzoekers voor gebieden in verandering’. Er werden bijeenkomsten met verschillende partijen georganiseerd en daaruit ontstond het idee om het gebied vanuit verschillende disciplines te onderzoeken. Zo onderzocht een geluidskunstenaar de geluiden in het gebied en keek een choreograaf naar de bewegingen waarmee het gebied doorkruist kon worden.
De volgende stap, die naar het echte ontwerpen aan de toekomstige ontwikkeling van het gebied werd niet gemaakt. Maxwan kreeg van de eigenaar opdracht een masterplan voor het gebied te maken. Het onderzoek van Werk Spoor werd aan Maxwan meegegeven, maar de stedenbouwkundige was niet verplicht er iets mee te doen en deed dat dan ook niet. Werk Spoor was vooral betrokken bij het openbreken van het gebied voor het publiek, zodat omwonenden en belangstellenden met het terrein konden kennismaken en het op die manier alvast deel ging uitmaken van de stad. Er werd een publieksmanifestatie georganiseerd en er kwamen een publicatie en een website.
Bij de Zuidas in Amsterdam wordt gezocht naar een manier om de ontwikkeling van de openbare ruimte en de rol die kunst daarin kan spelen al in een vroeg stadium in te zetten. Bij de Zuidas ligt de verantwoordelijkheid voor die openbare ruimte niet alleen bij de gemeente, er zijn ook private partijen bij betrokken. In Den Haag was Jeroen Boomgaard aanwezig die zich als lector Kunst en Publieke ruimte bezighoudt met wetenschappelijk onderzoek naar kunst in de openbare ruimte, met name gericht op de ontwikkelingen aan de Zuidas. Boomgaard vroeg Orgacom (bestaande uit de kunstenaars Teike Asselbergs en Elias Tieleman), om onderzoek te doen naar ‘verbanden of patronen in de driehoek gemeente, kunstenaars en projectontwikkelaars op de Zuidas’.
Orgacom is gaan kijken naar de aannames die spelen bij de verschillende partijen: hoe kijken zij tegen elkaar en de rol van kunst in de openbare ruimte aan. Zo wordt er vanuit de kunstwereld vaak voor gepleit dat kunstenaars in een vroeg stadium betrokken raken bij het proces. Maar, zegt Orgacom, daar kleven ook nadelen aan. Meepraten zorgt ook voor misverstanden, projectontwikkelaars verwachten van kunstenaars bijvoorbeeld net zo’n goed verzorgde en gelikte presentatie als zij van architecten gewend zijn. Wanneer dit niet het geval is ontstaat het beeld van de ‘onprofessionele’ kunstenaar – een mislukte architect. Om dit soort misverstanden te vermijden moeten kunstenaars vanaf het begin duidelijk maken waar zij staan en wat de andere partijen binnen het project van hen kunnen verwachten. Dit vereist een zekere professionalisering van de kunstenaar, Teike Asselbergs: ‘De kunstenaar wil vrijheid, maar die vrijheid zorgt ook voor een soort ‘ongevaarlijke’ positie.
Iemand in het publiek suggereerde in reactie op het werk van OpTrek dat de kunstenaar niet zo zeer als pitbull of schoothond functioneert, maar als een blindengeleidehond die opdrachtgevers de weg wijst in de rol die kunst in de openbare ruimte kan spelen. Teike Asselbergs liet echter zien dat ook voor kunstenaars een blindengeleide hond geen overbodige luxe is in het zoeken naar een manier om als volwaardige partner van publieke en met name private opdrachtgevers te kunnen meepraten.