Feature

Eindhoven SUPERvillage, plan de campagne

Titel en afbeelding op de kaft zijn veelbetekenend: SUPERvillage is de metafoor voor de gewenste ontwikkeling van de regio, een hand vol hersenen verbeeldt de ambitie van de studie: het streven om Eindhoven tot Brainport te transformeren.

In november 2005 werd met een tentoonstelling, discussiebijeenkomsten en een publicatie, een verfrissende stedenbouwkundige strategie voor de regio Zuidoost-Brabant gepresenteerd. Met deze opdracht aan de ontwerpbureaus Urban Affairs en -Scape heeft Architectuurcentrum Eindhoven haar plek in het stadsdebat meer dan waargemaakt.

Het voorstel SUPERvillage leest als een lokkend perspectief, als een panacee voor de bestuurlijke dwangbuis waarin stad en ommeland zich bevinden. Een regionale aanpak van de urbanisatie is momenteel ver te zoeken. De vorige burgemeester van Eindhoven vertrok zelfs nadat de rijksoverheid verdergaande versmelting van Eindhoven met de buurgemeenten afwees.

De opdracht draaide om de vraag of een internationale Brainport andere woonkwaliteiten moet hebben dan die reeds in de regio Eindhoven aanwezig zijn. In een van de debatten kwam naar voren dat de kennisindustrie vooral nerds aantrekt en dat die een voorkeur zouden hebben voor een suburbane veilige groene woonomgeving. Het perspectief van een cliché nerdcity  werd in de laatste bijeenkomst doorslaggevend tenietgedaan omdat men niet de hard core nerd wil aantrekken maar de artistieke nerd die zich door cultuur laat inspireren om tot innovaties te komen.

Het plan de campagne stelt voor om alle vrijkomende landbouwgronden voor de helft te bebouwen en de andere helft te gebruiken voor boomaanplant. Dit idee borduurt voort op de bestaande kamergewijze verkaveling van het zuidoostelijke Brabantse land. De bebouwing die door bomen wordt begrensd verschuilt zich als het ware in de structuur van het landschap. Deze mix van groen en rood, die in een verhevigde vorm ook voor de bestaande stad wordt voorgesteld, biedt het gewenste wonen in het groen. Gemeentelijke nota’s over herstructureringsgebieden bepleitten al enige tijd voor groenstedelijk wonen. Dat de wens voor een dergelijk woonmilieu niet alleen leeft onder brainportnerds maar bij de meeste woningzoekenden, betekent een ontkoppeling van de brainportgedachte in het ruimtelijk voorstel. Het laat echter onverlet dat dit in wezen zeer eenvoudige voorstel, grote kwaliteiten en politieke betekenis heeft omdat het aanzet tot een integrale benadering van de regio.

In de inleiding van de publicatie wordt Brabant als een global suburbia betiteld, een sterrennevel van bebouwing, uniek in Nederland. Joks Jansen (Telos) beschrijft de oorsprong van het romantisch verlangen naar een arcadia. In Brabant ontstond deze tijdens de 20e eeuw toen kerk en kapitaal eendrachtig dorpsgesitueerde industriële ontwikkeling voorstonden. Het werk moest naar de arbeider toe, de Brabantse mens mocht niet ten onder gaan in de grootstad en moest parochiaal bestuurd blijven. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit argument ontideologiseert maar de dorpsgewijze ontwikkeling werd nu voorzien van, en gelegitimeerd met, een  cultuurhistorische onderlegger. Later werd het zelfs gezien als een mogelijkheid de invloed van de mondialisering te beperken. In het door de provincie Noord Brabant uitgegeven Brabants manifest (1997) werd dit door Dirk Sijmons nog eens bekrachtigd. De paradox is nu dat de verstedelijking van het platteland de traditionele dorpsgemeenschappen heeft aangetast. De anti-stedelijke politiek bedreigt dus de aantrekkelijkheid van het Brabantse. Er rest dus, volgens Joks, geen andere strategie dan in deze verstrooide stad een hogere kwaliteit na te streven in de verknoping van stedelijkheid en landelijkheid.

foto’s Peter Cox

Urban affairs en -Scape analyseren de regio als landschappelijk onaantrekkelijk: zonder stedelijke magneet, zonder schone lucht. Maar het is, zo stellen ze, een comfortabele regio met een trage (lees: luie) doordeweekse woonomgeving. Ombouw naar grootstedelijkheid of naar een ruraal idyllisch patroon wordt afgewezen als onverstandig. Ze stellen er de SUPERvillage tegenover: een kleinschalig dorpstedelijk netwerk waarvoor een overkoepelend concept is ontwikkeld. Dit concept ‘verzilvert het ruimtelijk potentieel en bevestigt het imago van de regio’.

Het begrip ‘laadvermogen’ wordt geïntroduceerd: Brabant kan groeien door verfijning en inbreiding, als enige Nederlands landschap biedt het die optie. De weggesaneerde landbouwgebieden wachten op nieuwe kolonisatie. De structuur van de hersenenkronkels die op de kaft zijn afgebeeld slaat niet alleen op de brainportwens maar ook op maximalisering van de raaklijnen tussen groen en rood.

In de drie discussiebijeenkomsten werd duidelijk dat wat goed is voor werknemers van de gewenste brainportbedrijven, ook goed is voor anderen. De voorgestelde strategie geeft zowel ruimte voor hoogstedelijke ontwikkelingen als kleinschalig wonen in het groen. Roel Rutten (universiteit van Tilburg) vond ‘de rest of the people’ die meeliften op de regionale economie minstens zo belangrijk. Luuk Boelens (universiteit van Utrecht) bepleitte een actorgestuurd beleid om Brabant te profileren ten opzichte van de rest van de wereld. Hans Mommaas (Telos) meent dat de creatieve klasse veel groter is dan alleen de groep hoog opgeleiden en dat Eindhoven absoluut geen Bèta-city is. Sterker, de bèta’s zijn veranderd, functie volgt vorm in plaats van andersom. De culturele component van technologie is heel belangrijk geworden en dit komt tot uitdrukking in de stedelijke kwaliteiten in het model. Stan Boshouwers van Tinker imagineers ondersteunt deze gedachte van de creatieve bèta, het culturele aspect is een belangrijke bijzaak. Hij kwam met de metafoor van de camping voor de wijze van bouwen: schep mogelijkheden voor tijdelijk verblijf, voor rust en groen, voor contact en ontspanning: wees Hollandser dan Hollands, daarmee profileer je je. Als uitdagende illustraties werden tekeningen en maquettes van Constants New Babylon getoond.

Tijdens de publieksdiscussies werd duidelijk dat de politiek momenteel geen adequate partner is om deze ruimtelijke strategie verder te ontwikkelen. ‘Ga langs ontwikkelaars en zorg dat die ermee de boer op gaan’ zo werd de bedenkers aangeraden. ‘Maak allianties, werk actorgericht’.

Een Eindhovens voorbeeld van een actorgestuurd woonproject is de wijk ’t Hool. Hier hebben de bewoners destijds zelf het initiatief genomen, financiers en grond gezocht en een architect geselecteerd. Waar blijft de mogelijkheid om zo’n actorgestuurd initiatief te herhalen, de politiek wil toch het zelfbouwen bevorderen?

Wil dit initiatief een kans krijgen dan moeten er inderdaad allianties worden gesmeed. Bij de huidige gedereguleerde ruimtelijke besluitvorming waar de centrale overheid de kwaliteit van de ruimte overlaat aan de markt, moet die markt dus zelf met een kwaliteitsoffensief komen dat buiten de marges van ‘kavel kopen, bestemmingsplan aanpassen en bouwen’ gaat. De in de publicatie vermeldde betrokkenheid van Eindhovense ambtenaren aan deze studie geeft hoop, nu nog de omliggende gemeenten en de provincie. Een pilotprojectje dan maar?

Dat de ontwerpers er, om het idee verder te brengen, voorlopig zelf hard aan moeten trekken zegt ook iets over de rol van de architect die meer wil dan PvE’s vertalen in gebouwen

Misschien kan worden aangesloten bij het voorstel van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid om voorbeeldige initiatieven te stimuleren en bekend te maken. De ruimtelijke innovaties die Brainport tot een succes moeten maken, worden door Urban Affairs en -Scape voorgesteld, nu de bestuurders en ontwikkelaars nog.

Met groene kunststof matten was een mogelijke eindmodel van de strategie gesneden en op de vloer van de Witte Dame in Eindhoven geplakt. Na de laatste lezing namen velen hun ideale stukje toekomstige regio mee naar huis. Een mooi eerbetoon voor dit superplan.