In de tentoonstelling Ontwerp het Onmogelijke in het NAi komt Hendrik Wijdeveld naar voren als man van de kosmos. Een geïsoleerde romanticus die zich keerde tegen de stad als productie- en consumptiemachine, en daarvoor teruggreep op elementaire systemen zoals die in heelal en natuur voorkomen. Een prettig onderwerp, het is nu eenmaal heerlijk om te zien hoe chaos wordt opgelost in eenvoudige modellen en alles-in-één-structuren.
Hoewel Wijdeveld (1885-1987) zich in zijn lange leven ook heeft laten verleiden tot wat aardsere opdrachten (zoals woningbouw, interieurs en grafisch werk) laat deze tentoonstelling alleen zijn utopische werk zien. En daarvan weer vooral de kern, dus eigenlijk alleen maar hoogtepunten van deze enigszins op de achtergrond geraakte architect. De vormgeving van de tentoonstelling zelf volgt de kosmische en theatrale kant van de mens Wijdeveld en diens scheppingen. In het midden van de donkere ruimte is een centrale verlichte kern gemaakt, in de vorm van een rond gespannen projectiedoek, waarschijnlijk bedoeld als de belichaming van het verlichte brein van de visionair. Een op bedwelmende wijze orerende Wijdeveld, kosmische voorstellingen, schelpconstructies en utopische ontwerpschetsen worden glijdend op het doek geprojecteerd, vergezeld van passiemuziek. Daaromheen zijn schetsen gegroepeerd die dusdanig worden belicht dat het lijkt alsof ze zweven. Deze audiovisuele onderdompeling volgt Wijdevelds uitvoerige verhandeling over tentoonstellen (opgenomen in de catalogus) waarin hij stelt dat tentoonstellen vooral geen statische aangelegenheid moet zijn, maar ‘a joy forever’.
De stedeloze stad
Het theatrale komt overal in terug, zowel in de vormgeving van theaters en decors, in de programma’s van zijn monumentale verzamelgebouwen en in zijn opgewonden vertelwijze, maar vooral in de vormgeving van stad en landschap. De meest theatrale tekeningen maakte hij in het kader van zijn zoektocht naar de stedeloze stad, een project waar hij ruim 40 jaar van zijn leven aan wijdde. Met zijn stad-overstijgende, regionale visie was Wijdeveld zijn tijd ver vooruit. Met een allesomvattende benadering kondigde hij het einde der steden aan. De nieuwe ‘stad’ was het open, vrije veld waar de spelende mens zich vrij kon ontwikkelen. Torens in de vorm van geslepen kristallen zijn op dramatische wijze geënsceneerd in een eindeloos landschap met open vergezichten. Het zijn tekeningen van een collectieve wereld, gezien vanuit de lucht, vanuit het gras en bij volle maan. Op de achtergrond van dat uitgestrekte landschap is de chaos van de voorbije tijd nog zichtbaar als een rommelige stadskern die keurig is afgesloten door een muur van hoge huizen. De nieuwe stad van Wijdeveld werd gedacht vanuit het landschap, waarin de vroegere steden als bekroonde monumenten, de zogeheten Stadtkrone, verspreid lagen. Over dat landschap werd een netwerk van snelwegen en boulevards heen gelegd. Ook voegde hij nieuwe Stadtkrone toe, in de vorm van geconcentreerde alles-in-één-structuren.
Een concreet voorbeeld van zo’n stedeloze stad is het Nationaal Park tussen Amsterdam en Zandvoort, waarbij boulevards met woontorens de hoofdstad met de kust verbinden. In Amsterdam zou een volkstheater staan. In Zandvoort werd het reusachtige park afgerond met de pier. Deze vormde als een kolossale megastructuur het nieuwe centrum van strandvertier: een strand, woningen, theater, restaurant, schelpenmuseum, aquarium, visserseiland en infrastructuur in één.
Chaos en orde
Met een geleidelijke oplossing van de stad in het landschap experimenteerde Wijdeveld al in 1920, met een alternatief uitbreidingsplan voor Amsterdam dat de titel ‘Chaos en orde’ kreeg. Ruim 40 jaar voor de wet op de ruimtelijke ordening wilde Wijdeveld de stad beschermen tegen de aanstormende chaos van de Randstad. Buiten de oude stad, die weer als een monument werd afgesloten, begon hij op een schone lei. In een volmaakte stervorm met identieke groene wiggen, loste de stad voorgoed op in het landschap. Chaos en rommeligheid zouden verdwijnen langs de radialen in een eindeloze herhaling van torenflats. ‘Chaos en orde’ was in feite een zoektocht naar een universeel verstedelijkingsmodel: aan zijn Amerikaanse studenten presenteerde hij het als ‘a way to world planning’.
Realistische droomwereld
Het mooie van de tekeningen van Wijdeveld is dat ze, hoe utopisch of onhaalbaar de projecten ook mogen zijn, wel steeds met grote precisie en nauwkeurigheid zijn getekend. Het Vondelparkplan en het piercomplex worden vrij uitgebreid getoond: het Vondelparktheater met een aantal prachtige sfeerbeelden en het piercomplex met een aanzienlijke hoeveelheid plattegronden, doorsneden, aanzichten en vogelvluchtperspectieven, de een nog enthousiaster getekend dan de andere. Je vraagt je af of dit louter utopische voorstellen zijn of toch gemaakt vanuit de overtuiging dat het wel eens uitgevoerd zou kunnen worden.
De vraag is in hoeverre het werk van Wijdeveld (opnieuw) actueel is, dat wil zeggen geldig voor onze tijd. Want hoewel zijn ordetheorie en verstedelijkingsmodellen een antwoord waren op verstedelijkingsproblemen die voortkwamen uit de zich mechaniserende en uitdijende stad, gaat zijn denkwijze terug tot het meest elementaire niveau van steden en landschappen maken. Dat levert tijdloze ontwerpen op, die zowel toen als nu actueel zijn, althans, zo lang er sprake is van verstedelijking, massarecreatie, infrastructuur en natuurbedreiging.