Nieuws

Populisme maakt van architectuur een commodity

Het op 17 februari gehouden symposium Populisme en Architectuur, bouwen voor het volk bood een platform voor ontwerpers, marktpartijen en onderwijs om te bezien hoe populisme het vakgebied beïnvloedt. Een van de vragen die zich aandiende is of populisme een wig drijft tussen vorm en inhoud. Moderator Arjen Oosterman had zich voor de gelegenheid in een twintig jaar oud pak gestoken om in de juiste nostalgische sfeer te komen.

boven: Brandevoort, Helmond naar ontwerp van Krier.Kohl

Populisme in de architectuur is net als in de politiek een uiting van ongenoegen die niet gebonden is aan links of rechts. Volgens projectontwikkelaar Van der Gugten is het de uiting van een samenleving die zich bezorgd maakt over de staat van het publiek domein, het werkterrein van onder anderen de architectuur. Een discussie over populisme eist van plannenmakers helderheid en een duidelijke stelling name. Christoph Kohl (Krier.Kohl architecten) kon of wilde niet een morele essentie van zijn architectuuropvatting formuleren, anders dan verfijning van het ambacht. Desgevraagd ontkende hij een New-Urbanistische visie te hebben. Zijn vormentaal lijkt dus geen inhoud te willen uitdragen. Aan de andere kant van het spectrum stond ontwikkelaar Peter van der Gugten (Proper Stok Ontwikkelaars), hij stelde dat een architect de vertaler moet zijn van een woonconcept, waarin het programma een belangrijke rol speelt. Vorm is daarbij een afgeleide opgave. Hij verklaarde plechtig dat investeren in de stad om een coherent sociaal systeem te maken een urgentie is die ook bij ontwikkelaars zou moeten leven; de praktijk van het volbouwen van lege weilanden loopt op zijn einde en da’s maar goed ook. Het antwoord op de vraag naar nostalgie of herkenbaarheid zit volgens hem niet in het kopiëren van oude beeldtaal, maar in kwaliteit van uitvoering, maatverhouding en goede detaillering. Moderne en traditionele beeldtaal kunnen hier allebei uitstekend in voorzien. Kohl daarentegen beleed de pure traditionalistische leer. De toekomst krijgt gestalte vanuit het verleden, de enige goede innovatie is traditie. Leve het ornament, of zoals hij het noemde, de Nederlandse kneuterigheid van de bloempot aan de gevel. Waarop Oosterman samenvatte: ‘Voorwaarts vrienden, we moeten achteruit.’

Dit forum had geen antwoord op wat het volk wil. Populistische uitspraken vielen er hier en daar wel. ‘Nederlanders houden van gezelligheid’ probeerde Kohl. ‘Ik heb geen Duitser nodig om me te vertellen hoe wij willen wonen’ riposteerde Van der Gugten. Maar hoe kom je er dan achter wat ‘de mensen’ willen vroeg Oosterman zich af? Kohl had geen verklaring voor hun succes. ‘Marktonderzoek’ werd er uit de zaal geroepen, waarop werd geantwoord dat daar weinig geloof aan werd gehecht. De discussie dreigde te ontaarden in een ordinaire richtingenstrijd tussen modernisten en traditionalisten.

Is er ook een manier denkbaar waarbij traditie kan dienen als basis voor werkelijke vernieuwing? In een ietwat aarzelend betoog stelde Luc Merx dat architecten op dit moment beter niet zouden kunnen bouwen, maar zich zouden moeten wijden aan onderzoek. Hijzelf doet onderzoek naar de detaillering zoals die in de Rococo werd toegepast. De self similarity die in een rocaille (de krul) voorkomt wordt ook toegepast in door computers gegenereerde fractale patronen. De opgave is volgens Merx om hiermee niet te vervallen in decoratieve toepassing maar om te komen tot een nieuwe opvatting over wanden. Wat dit moet opleveren is nog ongewis, maar dat is nou eenmaal de aardigheid van experimenteel onderzoek. Tegelijkertijd beweegt hij zich daarmee wel van het debat met het volk af, een populist zal hem beschuldigen van een klassieke vlucht in de ivoren toren der wetenschap.

onder: Nieuw Terbregge ontwikkeld door Proper-Stok naar ontwerp van Mecanoo

Waardoor worden de vormen van de huizen die ‘de mensen’ willen aangestuurd? Zijn het de op sentimenten drijvende marktmechanismen waarbij architectuur nog slechts een commodity is? Het verhandelbare goed is ofwel de ‘authentieke’ gevel ofwel het veilige ‘community’ gevoel. In dit praktijksymposium leek de inhoud, of wat er nog van over is, losgekoppeld te zijn van de vorm. Door deze scheiding is het niet vreemd dat het gesprek ging over zin en onzin van het ornament. Populisme en architectuur anno 2006 wil dan inderdaad zeggen ‘Bouwen vóór het Volk’, en niet ‘Bouwen mét het Volk’ zoals in de even populistische jaren ’70.

In discussies over populisme en architectuur duikt regelmatig de overeenkomst met New Urbanism op. Als zowel Kohl als Van der Gugten populisten zijn, dan zijn er binnen het populisme twee kampen die duidelijk een andere positie innemen ten aanzien van het New Urbanism. Van der Gugten leunt tegen de programmatische kant ervan zonder het dogma van de vorm over te nemen, terwijl Kohl gebruik maakt van de vormentaal zonder zich te conformeren aan de programmatische concepten.

Bij de opening positioneerde Marc Glaudemans (Academie voor Architectuur en Stedenbouw Tilburg) het symposium met de stelling name dat vitale systemen hun eigen kritiek organiseren. Dat is iets waarin het modernisme tekort is geschoten en de traditionalisten voorlopig niet op uit lijken te zijn. Als het aantal bezoekers en de levendigheid van de discussie maatgevend is, was dit symposium wat dat betreft zeer geslaagd en is het systeem van het architectuurdebat nog steeds vitaal.