Opinie

Big Brother meets Welstand

Over twee oer-Hollandse uitvindingen en hoe de democratisering van de besluitvorming ook architectuur en stedenbouw raakt.

boven en midden: ontwerp voor St. Jossephhof in Nijmegen, Mecanoo

onder: materiaal voor discussie over kwaliteit van ‘de achterkant’, Artgineering

klik vergroting

We kunnen de popularisatie van kennis die tot nu toe alleen toegankelijk was voor een elite niet negeren. Ook de disciplines architectuur en stedenbouw moeten meegaan met deze ontwikkeling. Bewoners, klanten en studenten hebben tegenwoordig een ongekende massa aan informatie ter beschikking en voelen zich klaar om mee te praten met de professionals. Dit verloopt natuurlijk niet probleemloos: over een overvloed aan informatie beschikken betekent niet persé ook de vaardigheid bezitten om deze informatie te kunnen lezen en begrijpen en bovendien goed te kunnen selecteren en beoordelen. De beschikbaarheid van informatie vormt geen garantie voor kwalitatief goede keuzes.

De laatste jaren zijn er op het gebied van architectuur en stedenbouw vele pogingen gedaan om de besluitvorming toegankelijker te maken. Nederland is niet alleen pionier op het gebied van interactieve (het publiek beslist mee) televisie – denk aan Big Brother – maar ook in de popularisatie van stedenbouwkundige beslissingen. Voorbeelden hiervan zijn het Grote Markt referendum in Groningen en het referendum in Utrecht over Hoog Catharijne. Deze experimenten hadden echter sterk te lijden onder de aan een referendum inherente simplificatie van de vraagstelling. De discussie tussen optie 1, optie A en optie α gaat vaak inhoudelijk niet verder dan die bij de verkiezing van de 'Beroemdste Nederlander Aller Tijden' – met alle consequenties van dien.

De experimenten hebben helaas een andere verworvenheid binnen de Nederlandse stedenbouwkundige en architectonische traditie over het hoofd gezien: de instrumentalisatie van het proces om ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. Een concreet en bekend voorbeeld hiervan is de commissie beeldkwaliteit, de vroegere welstandscommissie. Dit in Europese context unieke instituut is de laatste jaren regelmatig onder vuur komen te liggen. Er is inderdaad meer en meer een kloof ontstaan tussen 'de welstand' en de gewone burger c.q. woonconsument, zoals de populariteit van de nieuwe welstandvrije gebieden bewijst.

Hoe kunnen we binnen een participatief proces het 'Eurovisie-Songfestival-syndroom' voorkomen, waarbij op basis van puur individueel (nationaal) belang keuzes worden gemaakt, zonder aandacht voor kwaliteit? Bij de St. Josephhof in Nijmegen werd in 2004 en 2005 geëxperimenteerd met een nieuwe aanpak: het opleiden van een lekenjury door een stedenbouwkundige begeleider. De gebruikelijke commissie beeldkwaliteit functioneerde hierbij als een soort back-up. De lekenjury en de welstand maakten ieder apart een verslag met adviserend karakter voor de raad. De raad volgde uiteindelijk de keuze van de lekenjury. Die gaven een heel coherent advies, het resultaat van vier sessie waarin de groep intensief begeleid werd en twee sessie waarin tot een gezamenlijke beoordeling van de projecten werd gekomen. De evaluatie van de contextuele aspecten van het project was hierbij heel belangrijk; dit in tegenstelling tot het advies van de welstand, dat veel meer op academische begrippen gebaseerd was.

Het was niet de taak van de stedenbouwkundige begeleider om de deelnemers tot deskundigen op te leiden. Hoewel de motivatie om te leren binnen de groep heel groot was – er werd zelfs om een excursie gevraagd. Het leerdoel was veeleer om gereedschappen aan te bieden, waaronder de basisbegrippen van stedenbouw (profiel, massa en openbare, collectieve en privé ruimte). Dit moest de bewoners in staat stellen te communiceren met de architect. Er ontstond bijvoorbeeld een heel interessante discussie over wat openbaar moet zijn in de straat, wat de kwaliteit van een achterkantconditie is en wat stedenbouw duurzaam maakt.

De opleiding van een lekenjury, bestaande uit omwonenden en winkeliers, is een interessante stap in de democratisering van de besluitvorming. Dat deze jury tijdens de V.O. en D.O. fase van het project wordt getransformeerd tot een Klankbordgroep is zonder twijfel een meerwaarde voor het vervolg van het project. Tijdens de prijsvraagfase van de Josephhof werd een project met conceptuele en architectonische kwaliteiten gekozen. In de loop van het voorlopig en het definitief ontwerp zijn de noodzakelijk veranderingen bereikt die nodig waren om het project in zijn context te integreren. Dit gebeurde niet in de vorm van 'go – no go' beslissingen. De klankbordgroep heeft vanaf het begin stap voor stap geparticipeerd in discussies met een sterke nadruk op de context in brede zin. De inbreng van de groep heeft het werk van de architect op een pragmatische en constructieve manier ondersteund. Het project is hierdoor rijker geworden aan liefdevol pragmatisme, sociaal realisme en vooral contextuele, stedelijke integratie.

Er is hier geen sprake van een modieuze populistische actie, maar van een poging om tot een intelligente interactie met de betrokkenen te komen. Dit gaat verder dan de idealistische, ideologische 'participatie stedenbouw' van de jaren zeventig of de oppervlakkige referenda van de jaren negentig. Dit proces verlangt respect, dialoog en verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen: omwonenden, politiek, gemeente, architect, ontwikkelaar en begeleiders. De formule van een 'gedemocratiseerde welstand' roept vragen op over onze bouwkundige discipline. Is het niet tijd om structuren te ontwikkelen waarin een actieve, participerende inbreng en vakkundigheid samen komen, met een kwalitatief hoogwaardig project als resultaat?