Nieuws

Fernandez-Galiano over Traditie

Donderdag 23 maart gaf Luis Fernandez-Galiano de eerste lezing in het kader van de serie lezingen De Zeven Kolommen van de Architectuur: vrij en verbonden in de stad van het NAi. Zijn verhaal ging over Kolom 1: de traditie.

Bestaat er een architectuur die zowel open is als een thuis vormt voor haar gebruikers? Is het mogelijk gebouwen te ontwerpen die generaties lang gebruikers de ruimte geven, vertrouwen wekken en toch ook een eigen karakter hebben? Deze intrigerende vragen vormen de basis voor de NAi lezingenreeks rondom zeven architectonische begrippen: traditie, openheid, structuur, herkenbaarheid, veiligheid, context en moderniteit – met een verwijzing naar John Ruskin’s Seven lamps of Architecture (1849) en Philip Johnson’s ironische antwoord daarop The seven crutches of Modern Architecture (1954).

Luis Fernandez-Galiano is architect, hoogleraar aan Politechnische universiteit van Madrid, redacteur van diverse Spaanstalige tijdschriften en commentator bij Spanjes belangrijkste krant El Pais. Hoewel hij de traditie wel enige ruimte wilde bieden in de moderne context (de toekomstgerichte blik overheerst nog steeds in het architectuurdebat), gaf Fernandez-Galiano direct aan dat hij niet van plan was zijn toehoorders te verrassen met een stevige uiteenzetting over bijvoorbeeld het belang van traditie voor de hedendaagse architectuur, noch op een nieuwe theorie, zoals Colin Rowe’s stelling dat Le Corbusiers huizen wel degelijk voortbouwen op de traditie, ze vertonen overeenkomsten met de villa’s van Palladio of over de moderne blobs die wellicht hun voorloper vinden in de koepels van Brunelleschi. Nee, tijdens deze avond moest de theorie opzij gezet worden. Historici en critici kunnen slechts de rijkdom van het dagelijks leven inkaderen, stelde Fernandez-Galiano, en het publiek mocht de plaatjes die hij zou laten zien zelf interpreteren.

Inkaderen is zoiets als vragen oproepen bij het publiek. Zoals bijvoorbeeld over het niet al te ‘frisse’ verlangen naar traditie in architectuur. In een reeks van beelden liet Fernandez-Galiano eerst een schets van Aldo Rossi en het huis Rudin van Herzog en de Meuron zien. Iedereen vindt beide voorbeelden prachtig, zo stelde hij. Ze appelleren aan oervormen in de architectuur, aan back to the basics. Maar met wie delen wij deze liefde? Dat maakten de volgende beelden duidelijk: een prachtig klein huis, een hut eigenlijk, minimalistisch gedetailleerd. Hier woonde de Unabomber, de Amerikaanse terroristkluizenaar die de moderniteit met bommen probeerde tegen te houden. Woonde? Woont, want hij heeft het voor elkaar gekregen om zelfs in de gevangenis in deze hut te mogen wonen. En ook Osama Bin Laden blijkt een voorkeur te hebben voor pure eenvoud: meer dan kale muren en een bed is zijn slaapvertrek niet. Maar het beeld van zijn slaapvertrek intrigeert, het appelleert aan de basics. En was trouwens ook Mohammed Atta, één van de kapers die met de vliegtuigen de Twin Towers invloog, niet architect? Inderdaad, en hij was bezig met het schrijven van een dissertatie over… traditionele architectuur. Is terugkeer tot de traditionele vormen van de architectuur een wapenwedloop tegen de moderniteit? Waarom houden we dan nog van dergelijke pure architectuur, waarom nog het belang van traditie benadrukken? Het roept vragen op. Maar zou een dergelijke selectie beelden van modernistische architectuur niet dezelfde vragen oproepen?

Hoe het ook zij, echte traditionele architectuur, een architectuur die recht doet aan zowel het heden, als het verleden en de toekomst, ligt ergens tussen de arrogantie van de modernistische architectuur en de overal zo populaire ‘traditionele architectuur’. Want die laatste, de architectuur van de commercie, van neo-paladiaanse paleisjes die overal en nergens in gezellige settings worden opgetrokken, is fake, stelde Fernandez-Galiano. Het is moderne architectuur in optima forma. Eigentijdse constructies worden afgestuct met het verlangen van de bewoner. De markt bepaalt, want de markt betaalt. Bovendien volgen de achterliggende planningsidealen, van City Beautyfull tot de Garden City, een moderne logica en zijn ze bijzonder efficiënt. Zelfs de New Urbanism beweging heeft dat niet doorbroken.

Maar hoe zou een middenweg tussen de moderne abstractie en Disneyworld er uit kunnen zien? Misschien, zo opperde Fernandez-Galliano, als het plan van Rafael Moneo voor de Nationale Bank van Spanje dat binnenkort wordt opgeleverd. Van het bouwblok dat de bank in Madrid beslaat was nog één hoek open. Naar het voorstel van Moneo, waarmee hij twee decennia geleden een prijsvraag won, wordt de oude bebouwing in deze hoek gewoon doorgezet. Geen contrastrijke hedendaagse uitbreiding hier. Over tien jaar is het verschil niet meer te zien tussen wat Moneo heeft gebouwd en wat er al stond. Het nieuwe gebouw is uitermate terughoudend, past naadloos in de bestaande stad. Maar zo terughoudend als Moneo in het exterieur is, zo uitbundig is hij in het interieur. Hier is het gebouw wel duidelijk te herkennen als nieuw, want in het interieur, in de ruimtelijke opzet ervan, gebruikt hij hedendaagse inzichten en normen, huidige technieken en vormen.

Is dit een architectuuropvatting die recht doet aan het grote geheel van stad en samenleving en tegelijkertijd ruimte biedt voor het moderne individu? Voegt het gebouw zich naadloos in de bestaande stad, zal het zonder meer opgenomen worden in het collectieve geheugen? Dat valt nog te bezien, stelde Fernandez-Galiano. De context is namelijk niet zo gunstig. Want, bestaat dat collectieve geheugen eigenlijk (nog) wel? Is de hedendaagse westerse samenleving niet te gefragmenteerd voor een gezamenlijke identiteit. Leven we eigenlijk allemaal in dezelfde wereld? Volgens Fernandez-Galiano niet; sinds de aanslagen in New York, Madrid en Londen is steeds duidelijker geworden dat we geen gezamenlijke multi-cultuur hebben opgebouwd waarin iedereen zich thuis voelt en iedereen de ruimte krijgt. Integendeel, de Westerse wereld weet helemaal niet hoe ze moet reageren op een cultuur die niets moet hebben van de ‘erfenis’ van de Verlichting. De fragmenten van het Europese leven die Fernandez-Galliano naar voren haalde (berichten uit Spaanse kranten) spraken inderdaad van verwarring: het oproer dat na een modeshow ontstond, omdat de modellen een gezichtsbedekkende hoofddoek droegen. Of de verontwaardiging over de hoofddoekjes die moslima’s dragen, tegenover nonnen die dezelfde kappen dragen en waar wij ons helemaal niet druk over maken. Nonnen die bovendien in de meest blasfemische houdingen worden afgebeeld, wat geen enkel protest oproept, tegenover de protesten in de hele Islamitische wereld naar aanleiding van enkele cartoons over de profeet. De conclusie: wij zijn de religieuze traditie kwijt geraakt, hebben het gevoel voor het heilige verloren, maar weten geen weg met groepen waarvoor religie nog springlevend is. Deze kloof, zo leek de beeldselectie te suggereren, is geen vruchtbare bodem voor een architectuur die zowel open is als een thuis verschaft, die ruimte biedt voor verschillende gebruikers, als ook een eigen karakter heeft en het vertrouwen wekt van de gehele samenleving.

Daarmee werd duidelijk dat Fernandez-Galiano niet naar Rotterdam was gekomen om antwoorden te geven, maar om vragen op te roepen. Wat zou architectuur kunnen bieden in een dergelijke verdeelde samenleving? Kan architectuur een bindende rol spelen? Fernandez-Galliano lijkt pessimistisch gestemd. Over een maand is in deze reeks lezingen het woord aan Wolf Prix, medeoprichter van Coop Himmelb(l)au, om te spreken over kolom 2: openheid. Zou zijn ‘chaosarchitectuur’ de verdeelde wereld bij elkaar kunnen brengen? Of is dat voor architectuur überhaupt te hoog gegrepen?