Recensie

Geen mensen, geen stad

Vijfenvijftig foto’s van de stad Berlijn bevat het boek Berlin nach 45. Fotograaf Michael Schmidt maakte de foto’s in 1980, maar brengt ze nu pas naar buiten in boekvorm. Een recensie van Allard Jolles.

'Michael Schmidt is a loner', met die woorden begint het boek Berlin nach 45. Dat klopt, Schmidt is een eenling, maar gelukkig ook fotograaf en in die hoedanigheid heeft hij zijn geboortestad in grijze tonen gevangen. De vijfenvijftig foto’s in het boek stammen allemaal uit 1980, maar door in de titel te refereren aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, tevens Schmidts geboortejaar, koppelt hij zijn persoonlijke leven aan dat van het verwoeste Berlijn; alsof ze samen zijn opgegroeid. De toevoeging ‘nach 45’ maakt nog iets duidelijk. In 1980, twee jaar vóór de eerste Internationale Bauaustellung bijvoorbeeld, was de verschijningsvorm van Berlijn nog altijd die van een verwoeste stad. De werktitel van het boek luidde daarom in eerste instantie Berlin im Wiederaufbau nach 1945. Schmidt vond later, zo blijkt uit de inleiding, dat het woord ‘wederopbouw’ te veel associaties opriep met woorden als ‘activiteit’, ‘verandering’, en misschien zelfs ‘verbetering’. Hij koos dus een andere titel, en terecht, want van ‘Wiederaufbau’ is geen sprake op de foto’s. Wat we wel zien? Een levenloze stad.

klik vergroting

'Michael Schmidt is a loner'. Dat staat in de inleiding van Janos Frecot, voornamelijk om te benadrukken dat Schmidt nooit tot een fotografische stroming heeft behoord. Kan zijn. Maar voor mij is Schmidt een eenling omdat er op deze foto’s bijna geen mensen te zien zijn, en omdat hij – als we de zichtbare werkelijkheid binnen het kader ook voor het buiten de foto vallende deel van dit stuk Berlijn laten gelden – alleen was op het moment dat hij de foto maakte. We zien stilte, een zichtbare stilte waarin de echo van het bombardement op Berlijn, vijfendertig jaar na dato, nog altijd doorklinkt. Zware woorden misschien, maar op sommige foto’s zien we de ruïnes nog staan en zijn de wonden van toen dus gewoon zichtbaar.

We zien ook stilte voor de storm. Want wie pas in 2005 een boek uitbrengt met foto’s van het Berlijn uit 1980, maakt de beschouwer natuurlijk ook direct bewust van het feit dat er daar de afgelopen vijfentwintig jaar idioot veel gebouwd is. Zo verhalen deze foto’s ook van een stad die in ieder geval tot 1980 slechts moeizaam en mondjesmaat kon herstellen.

De foto’s zijn allemaal in en rond Kreuzberg genomen, een groot aantal zelfs rondom één object, het platgegooide Anhalter Bahnhof. Allemaal zwart-wit, allemaal klein formaat (16 x 22). De meeste panden op de foto’s tonen zich van hun blinde kant. Ooit heeft er een pand naast gestaan en de zijmuren lijken nog altijd te wachten op nieuwe buren. Dit versterkt het gevoel van eenzaamheid. Van Jane Jacobs ‘eyes on the street’ (zoals geformuleerd in The Death and Life of Great American Cities uit 1961) is hier geen sprake. Woont er iemand in die panden, of staan ze leeg? Geen idee. Op één foto staat zelfs een geparkeerde auto die voorzien is van een stevige, ondoorzichtige hoes; ook daar dus geen ‘ogen’. Hoezo eenzaam?

Nog meer Jacobs. In haar verhaal over sociale veiligheid op straat heeft ze het behalve over ‘eyes on the street’ ook over het feit dat een stoep op zich helemaal niets is. Het is een abstractie, die alleen betekenis krijgt door de gebouwen die er aan staan. Is een stoep zonder adressen wel een echte stoep? En waarom zou je daar lopen? Daarbij: je kan schuin afsteken, over de lege velden tussen de stoepen in. Maar ook daar is geen enkele reden voor. In dit Berlijn lijkt niets te beleven, hier staan slechts blinde muren. Alle zichtbare vormen van straatleven zijn afwezig. Dit stuk Kreuzberg is ‘ont-stedelijkt’.

Er valt nog iets op. Alle foto’s hebben een horizontale tweedeling. De onderste helft reserveert Schmidt steevast voor openbare ruimte: een veld, een stuk stoep, een rijbaan, een parkeerdek. De bovenste helft is voor de gebouwen, de lucht en een enkele geparkeerde auto. Waarom zo’n duidelijke tweedeling? Het zou kunnen dat Schmidt hiermee aan de Berlijnse Muur (1961-1989) refereert. Hij laat op zijn foto’s ieder ‘blind’ pand herinneren aan die gewraakte Muur, ‘hier houdt de wereld op’. Die streep op de plattegrond, waarmee de Muur West en Oost-Berlijn van elkaar gescheiden hield, vond destijds zijn driedimensionale pendant op straat, in de sporadisch bebouwde, levenloze stadsruimte van Kreuzberg. Schmidt heeft dat toen gezien, en nu zien wij het ook. Terwijl hij zijn objecten omsingelde, drukte hij op de knop van zijn camera, en hield het resultaat vervolgens vijfentwintig jaar voor zichzelf. Waarom? Heimwee naar dit stukje inmiddels voorgoed volgebouwd Berlijn? Of wil hij ons vertellen dat de tijd niet alle wonden heelt? En dat ‘helen’ een vorm van vernietigen is?

'Michael Schmidt is a loner'. Zeker, en een groot fotograaf.