Opinie

Pop-art Badkuip

Een donkere winteravond. De museumtuin biedt een troosteloze en tegelijk hoopvolle bouwrijpe aanblik; de achterkant van het Stedelijke Museum Amsterdam. Hier moet in 2008 de glanzende witte uitbreiding komen van Benthem Crouwel Architecten. In de erezaal van het Stedelijk wordt het definitief ontwerp aan de buurt gepresenteerd.

Je kunt het hebben over wit, de kleur wit. Het glanzende wit, het email-achtige. De badkuip zoals de uitbreiding van het museum al liefkozend door het architectenbureau wordt genoemd. Het wit is overweldigend aanwezig, maar de meest uitgewerkte ideeën hierover betreffen voornamelijk het smetteloze ervan.

Je kunt het hebben over glas. Het construeren van een glasconstructie om zoveel mogelijk belijning uit te sluiten, het ontbreken van glaslijnen, het ontbreken van geleding in de gevel, het waarom. Dit bleef onbesproken.

En je kunt het hebben over de betekenis van de nieuwe uitbreiding in verhouding tot de te slopen Sandberg-vleugel. Maar als in een opluchting werd verteld dat er al sinds jaren een sloopvergunning is.

Deze dingen zijn bijna klein ten opzichte van het grote gebaar van het gebouw – het piazza – en de goed georganiseerde route door het nieuwe Stedelijk – de functionaliteit.

Het is aan de ene kant prijzenswaardig van het Stedelijk om een uitbreiding te willen die gericht is op de toekomst en die zich tegelijkertijd met de geschiedenis verbindt. Bovendien is het goed dat het museum zich op het Museumplein wil richten. Maar aan de andere kant, het ligt eigenlijk beide voor de hand.

We gaan terug naar 1938, Willem Sandberg was conservator. Het gebouw van Wijssman was aan een grondige verandering toe. Het gebouw moest niet zelf spreken, maar laten spreken. Het interieur van het gebouw werd helemaal gewit, zoals we dat nu kennen. Het moest zich met zijn witheid schikken naar de vereisten van de beleving van de moderne kunst. Ook de gevel werd onder handen genomen, de kozijnen mochten niet meer hun donkere houtkleur tonen en werden witgeschilderd.

In de jaren 50 verrees de Sandbergvleugel. Een uitbreiding waarin geëxperimenteerd kon worden met het maken van een modern museum. Een wit zakelijk gebouw, een showroom aan de Van Baerlestraat. Het publiek op straat ziet de mooiste, schokkendste of hoe dan ook modernste werken samen met de museumbezoekers binnen. Kunst aan de straat.

Het is niet erg dat deze Sandbergvleugel zal verdwijnen, het grote gebaar gaat voor. Het Stedelijk heeft samen met Benthem Crouwel de ambities om “niet een gebouwtje naast Het Gebouw neer te zetten”. Maar wat komt er voor het gebouwtje in de plaats, welk idee zou erachter kunnen zitten, een idee dat de Sandbergvleugel overbodig maakt?

Het gaat erom wat je laat zien. Dat wat men nu te zien krijgt is wat zich onder de badkuip bevindt in de grote glazen lobby: de cafetaria, de bookshop en de kassa. En de kleur wit, schitterend, glanzend als glas, als een ipod. Het is zeker een ommekeer. Benthem Crouwel zetten de witte kwast van Sandberg voort. Het wit biedt ruimte, het verbeeldt de wens ruimte te geven aan de commerciële aspecten van het Stedelijk. Het is kennelijk niet meer van deze tijd om museumbezoekers aan te trekken met kunstwerken. Maar dat het museum er ín de badkuip en ondergronds een paar geweldige zalen bij krijgt, is niet wat getoond wordt. Zelfs de zalen van het oude gebouw krijgen een fantastische behandeling: er komen nieuwe voorzetwanden, die nog beter belicht zullen worden en er wordt geëxperimenteerd met het velum, door dit lichtnet hoger te hangen komen de halve toogvormen vrij en krijgen de zalen meer allure.

Het wordt echt een fantastisch museum. Maar dat laat het van zichzelf niet zien, het zou net zo goed een bioscoop, een concertzaal of een winkelcentrum kunnen zijn. Misschien dat de commerciële benadering in deze tijd beter past bij het Stedelijk. Ongetwijfeld zal het heel veel meer bezoekers trekken.