Nieuws

Talentenjacht

In een samenleving die zich vergaapt aan afvalraces met vals zingende wannabees, halfnaakte secreten op een bounty-eiland of rokende hoogzwangeren in een camerahuis is een toegenomen aandacht voor ontwerpprijsvragen met ambitieuze architecten als deelnemer wellicht niet eens zo raar.

Afgelopen zaterdag startte bij de AVRO de vijfdelige serie Ontwerpprijs 2006 waarin ‘jonge ontwerpers vechten om een bouwopdracht’. De serie volgt de drie genomineerde teams van de Bouwfonds MAB Ontwerpprijsvraag gedurende het traject van eerste schets tot de bekendmaking van de winnaar tijdens een congres. Een weekend eerder, op zaterdag 18 februari, werd in de Amsterdamse Club Panama de uitslag van de BNA Jonge Architectenprijsvraag bekend gemaakt, door burgemeester Job Cohen.

Bij de afsluiting van deze prijsvraag – in 2005 werden er volgens Architectuur Lokaal zo’n zestig georganiseerd – leek het de BNA een goed idee het nut van het fenomeen prijsvraag zelf maar eens ter discussie te stellen. Van polemische stellingen was echter weinig sprake: ‘Is dit instrument het juiste vehikel voor een glansrijke doorbraak? Of kun je als startend architect je pijlen beter ergens anders op richten?’ Dat iemand van het discussiepanel daadwerkelijk zou zeggen dat je als jonge architect beter niet aan prijsvragen kunt meedoen, was op voorhand natuurlijk vrijwel uitgesloten. Jonge en/of beginnende architecten zouden wel gek zijn om de kans op concrete ontwerpervaring, enige naamsbekendheid, publiciteit en soms uitzicht op bouwen te laten liggen. Hoe gering de kans op realisatie ook is, een paar nachtjes minder slaap wegen er altijd wel tegen op. En natuurlijk verdeelt een weldenkend architect, ongeacht zijn leeftijd, zijn energie over meerdere kansen en mogelijkheden.

Het was aan Lucas Verweij (Academie van Bouwkunst Rotterdam, won nooit een prijsvraag) om er, met de welwillende hulp van Jan Benthem (Benthem Crouwel, deed mee aan zesennegentig prijsvragen, won er vierentwintig), Gianni Cito (Blue Architects, won Prix de Rome en verder weinig), Barbara Kuit (Information Based Architecture, won de prijsvraag voor ’s werelds hoogste televisietoren in Guangzhou, China), Roland Pouw (SPONGE, winnaar van vorige BNA Jonge Architectenprijsvraag) en Emmie Vos (Europan en dus prijsvraagorganisator), toch een leuke middag van te maken met wat meningen, opvattingen en ervaringen over het fenomeen prijsvraag. En passant probeerde Verweij de aanwezigen nog enige tijd bij de les te houden. Het overgrote deel van het ruim aanwezige publiek bestond immers uit de deelnemers en hun aanhang die vooral gekomen waren om te horen of zij zich aan het eind van de middag gelukkige winnaar mochten noemen. Helaas behoorde geen van deze, toen nog, potentiële kanshebbers tot de panelleden waardoor de discussie een door nervositeit en gespannenheid bevangen bijdrage misliep.

Uitreiking AM-NAi prijs 2004 uitgezonden op tv

Het werd vooral een aangenaam gesprek à la Smeets en Visser tijdens de Olympische winterspelen, dat werd gevoerd op een moment dat iedereen eigenlijk alleen de uitslag wilde weten. Niet dat de discussie op sommige punten niet informatief was, daar had het panel voldoende ervaring op gebied van prijsvragen voor. Cito wees bijvoorbeeld op de in zijn ogen slechte prijsvraagcultuur in Nederland. Het instrument wordt nog veel te weinig ingezet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Zwitserland waar jonge bureaus zich kunnen inschrijven voor geplande projecten en na toetsing een ontwerp indienen. Benthem zet wel eens in op een prijsvraagje als het bureau even wat minder werk heeft. En Kuit bekende dat ze, na het winnen  van de prestigieuze prijsvraag in China (samen met het bureau Arup), door de betrokken overheid/ontwikkelaar gedwongen was anderhalf jaar haar mond erover te houden.

Wat enigszins onderbelicht bleef waren juist dit soort motivaties en opvattingen van die andere, essentiële partij in de wedstrijdarena: de ontwikkelaars, overheden, (culturele) organisaties en andere opdrachtgevers die prijsvragen uitschrijven. Deze partijen hebben, ongeacht of het een project- of ideeënprijsvraag betreft, vaak uiteenlopende en niet altijd duidelijke doelen voor ogen. Zoals het op redelijk eenvoudige en goedkope wijze maar mèt enige vrije publiciteit vinden van een ‘leuk ontwerpje’. Of een ideeënprijsvraag inzetten bij gebrek aan eigen ideeën, te weinig kennis van jong talent, of om een vastgelopen discussie weer vlot te trekken. Om maar niet te spreken van de talrijke public relations-argumenten.

De discussie in Panama spitste zich geleidelijk wat meer toe op de fase nà een prijsvraag, waarvan ook de relatie met ontwikkelaars en opdrachtgevers een onderdeel is. Er werd opgemerkt dat veel opdrachtgevers vaak benauwd zijn om met jonge bureaus in zee te gaan. In sommige gevallen is dat zelfs de reden waarom een winnend project niet of pas na lange tijd gerealiseerd wordt. Pouw pleitte daarom voor meer ondersteuning van jonge bureaus bij het onderhandelen met opdrachtgevers. De BNA gaf zelf tijdens de inleiding van het programma al aan zich meer op het begeleiden en ondersteunen van jonge architecten te willen richten.

Als belangrijkste punt kwam tenslotte het functioneren van prijsvraagjury’s ter sprake. Instemmend werd, geheel in pas met de huidige tijdsgeest, gepleit voor meer transparantie, openheid en zelfs openbare jurybijeenkomsten. Om te voorkomen dat deze ontwikkeling leidt tot een nog grotere mediasering van ontwerpprijsvragen, zijn vooral nauwkeurige, uitvoerige en daardoor nuttiger juryrapporten van belang. Maar al te vaak mogen alleen de genomineerden, eervolle vermeldingen en de eerste drie geplaatsten zich verheugen op poëtisch verwoorde, weinig concrete overpeinzingen van de juryleden. Er is behoefte aan minder losse flodders van ‘talking heads’ of henkjan-smitsen [populistisch jurylid bij Idols red.] en meer bruikbare en onderbouwde argumenten waar deelnemende architecten ook bij verlies wat mee kunnen. Hoewel een dergelijke verandering de animo om ‘even te jureren’ zal temperen, kan het voorkomen dat een waardevol en nuttig (!) instrument voor het Nederlandse bouwen wordt uitgehold. Ontwerpprijsvragen bieden daarvoor een te waardevol leerproces voor jonge architecten en een structurele uitdaging om tot nieuwe, vruchtbare oplossingen te blijven komen.