“De snelwegzone slibt dicht, verrommelt en nivelleert waardoor een identiteitsloze omgeving ontstaat.” Recentelijk werd met veel tromgeroffel in de media de studie Bloeiende bermen van het Ruimtelijk Planbureau gepresenteerd. Een ontwerpend onderzoek naar de verstedelijking van de Nederlandse snelwegomgeving.
De verstedelijking van de Nederlandse snelwegomgeving is een opgave die zich volgens het RPB nog niet heeft weten te nestelen in het beleid van de rijksoverheid. Alhoewel de opgave vanaf begin jaren 90 meer aandacht kreeg van stedenbouwkundigen, en het aanleggen van zichtlocaties een standaard onderdeel werd van de gemeenten met een stukje snelweg binnen de grenzen, ontbreekt een samenhangende benadering en regie die verrommeling en uitverkoop langs de snelweg inperkt en van een kader voorziet. Omstandig wordt in de studie uitgelegd dat de oorzaak hiervoor gelegen is in de sectorale aanpak van de snelwegen door rijkswaterstaat vanaf de jaren 50, waar ruimtelijke ordening aanvankelijk volkomen buiten spel stond. In de jaren 90 ontstond het concept van corridorvorming van een bedrijvenstructuur langs bijvoorbeeld de A4 en de A2. Dit concept werd afgeserveerd door toenmalig VROM minister Pronk en vervangen door het concept netwerkstad. De meest recente nota Ruimte is volgens het RPB een grabbelton waar, met gemeentelijk autonomie als uitgangspunt, weinig van verwacht mag worden voor een coherente verstedelijking van de rijkswegen.
De eerste stap in het onderzoek is een kwantitatieve analyse van de ontwikkeling van snelweglocaties in de afgelopen 10 jaar. Hier doemt meteen het grootste probleem op van het snelwegvraagstuk namelijk dat er geen centrale autoriteit is die zich bezighoudt met het administreren en regisseren van ontwikkelingen rondom rijkssnelwegen. Voor een kwantitatieve analyse moeten feitelijk alle afzonderlijke gemeentes geraadpleegd worden. Met wat kunst- en vliegwerk worden getallen gepresenteerd van arbeidsplaatsen en ruimtebeslag in de snelwegzones. De visuele waarneming dat snelweglocaties steeds belangrijker worden voor lands werkgelegenheid wordt door de cijfers, weinig verrassend, volledig ondersteund.
Een volgende hoofdstuk is gewijd aan snelwegprojecten in binnen- in buitenland. Een foto inventarisatie van op zich keurige projecten als bijvoorbeeld kantorenlocatie Papendorp bij Leidsche Rijn of Westermaatplein te Hengelo, bevestigt opnieuw de expansieve verrommeling van het snelwegareaal maar voegt in wezen niets toe aan de begripsvorming van het hoe en waarom van de snelwegontwikkelingen. Interessanter zijn de voorbeelden uit het buitenland. Nadere beschouwing van bijvoorbeeld België en Duitsland leert dat de verrommeling langs de snelwegen hier nagenoeg afwezig is. De bedrijventerreinen hebben hier blijkbaar elders een plek gevonden. Voor de Belgische situatie wordt dit verklaard uit het feit dat het onderliggende stelsel van steenwegen als vestigingspotentieel, veel omvangrijker is dan in Nederland. Waarom stellen de auteurs hier dan niet de voor de hand liggende vraag of er in Nederland geen alternatief is voor verstelijking langs de snelweg? Uiteindelijk wordt de rondweg van Barcelona, reeds 20 jaar geleden aangelegd voor de Olympische spelen en in de jaren 90 druk bezocht door Nederlands stadsbesturen, gepresenteerd als een voorbeeldige integratie van stad en infrastructuur.
Het boek sluit af met een reeks stedenbouwkundige typologieën. Door de abstracte projectmatige definiëring blijven de typologieën in de lucht zweven. De meest stedelijke varianten laten zich het best omschrijven als een beetje Barcelona en een beetje Bangkok. De wezenlijke vraag naar een kritisch instrumentarium waarmee de projecten van individuele gemeentes regionaal of nationaal op coherente wijze aan elkaar gerelateerd kunnen worden of een regievoering voor een elegante sequentie van stedelijke dynamiek en landschappelijke panoramas komt in deze rapportage niet aan de orde. Waarom is er bijvoorbeeld geen kaart getekend waar de verkeersintensiteiten op staan of een kaart waarin ecologische hoofdzones, open gebieden, waterwegen en treinstations geprojecteerd zijn op de snelwegen? Het aanbrengen van een specificiteit in de context van de snelwegen zou een eerste stap kunnen zijn op weg naar een (nationale) regievoering.
De verstedelijking van de snelwegomgeving is een van de belangrijkste en mooiste opgaven in de ruimtelijke ordening. Het lijkt er echter op dat het RPB in deze mooi verzorgde publicatie klem is komen te zitten tussen de wens om de ambtelijke opdrachtgevers niet teveel voor het hoofd te storen met afwijkende of ingrijpende opvattingen enerzijds en de ambitie om het debat te initiëren met sexy voorstellen anderzijds. In 200 paginas wordt slechts bevestigd wat je ziet als je op de snelweg uit het autoraam kijkt. Te vrezen valt dat een studie als deze eerder een stimulans is voor de verrommeling dan een tegengif. De conclusie is dan ook dat voor het entameren van een werkelijk inhoudelijk debat aan de serie Bloeiende bermen nog wel wat deeltjes kunnen worden toegevoegd.