Nieuws

Gedachtegoed Jane Jacobs springlevend

Afgelopen dinsdag 25 april overleed Jane Jacobs op 89-jarige leeftijd. Jos Gadet (DRO Amsterdam) herdenkt deze bijzondere stadsactivist, -geograaf, -socioloog, -econoom, -auteur wiens gedachtegoed nog steeds springlevend is.

Jane Jacobs is uitbundig geroemd de laatste dagen, als schrijfster, intellectueel, analiste, moreel denker, activiste, self-made economist en krachtige critica van starre autoriteiten. Volgens de overlevering leverde dat laatste nogal eens schuimbekkende bestuurders op. Zo ontmoette ik begin jaren ’90 op een symposium in Parijs een rijzige bestuurder uit Toronto die mij aansprak op mijn presentatie. Mijn betoog over de positieve effecten van verstedelijking op het groen in de stad leunde zwaar op Jane Jacobs. Zeer tot ongenoegen van de Canadees die mij vermaande: ‘This Jacobs of yours, she’s a pain in the ass’! Ongetwijfeld heeft haar activisme invloed gehad op het imago van Toronto als tolerante stad waar veel verschillende etnische groepen sociale en economische ontplooiingskansen geboden worden.

Ik kwam met haar in aanraking dankzij de economisch geograaf Ad Jansen, een pleitbezorger van Jacobs’ oeuvre. Hij dwong mij Cities and the Wealth of Nations, Principles of Economic Life te lezen. In één ruk! Een, ook voor amateur-economen als ikzelf, zeer toegankelijk boek waarin Jane Jacobs haarfijn de positie en kracht van steden analyseert in een globaliserende economie. In 1984, toen al! Volgens de New York times “… not only comprehensible but entertaining. Like Mrs. Jacobs’ other books, it offers a concrete approach to an abstract and elusive subject. That, all by itself, makes for an intoxicating experience”.

Hèt andere boek is natuurlijk The Death and Life of Great American Cities, met de onverholen subtitel The Failure of Town Planning, uit 1961. Een krachtige aanklacht tegen de Garden City beweging van Ebenezer Howard en Louis Mumford, en tegen de CIAM-stedenbouw van de grondleggers Le Corbusier, Giedion en Gropius, die tot op de dag van vandaag vele navolgers kennen en met name de naoorlogse stedenbouw tot midden jaren tachtig bepaald hebben.

Ze heeft een scherp oog voor de gebruikers van de stad, ‘the uses of sidewalks, neighbourhood parks and city neighbourhoods’. Ze propageert vurig de noodzaak van diversiteit, gemengd gebruik, kleine bouwblokken, het behoud en gebruik van oude gebouwen, en de noodzaak van concentratie. De lezer van dit prachtige boek zal uitdrukkingen als ‘that’s the way people behave’, ‘new ideas need old buildings’ en ‘eyes on the street’ als vanzelf tot zijn standaardrepertoire maken.

Een krachtige aanklacht, jazeker. Maar geen vernietigende. Terwijl Jane Jacobs al in 1961 schrijft waarom uitbreidingsgebieden met gescheiden functies ten dode zijn opgeschreven, en zelfs voorbeelden geeft van dit type stadsontwikkelingsprojecten dat enkele jaren na oplevering al tegen de vlakte gaat, bouwden de functionalisten onder de stedenbouwers er lustig op los. En wij leverden midden jaren zeventig de inmiddels vermaledijde Bijlmer op.

Jacobs heeft in de academische wereld zeer zeker navolging en waardering gevonden. De hedendaagse ster Richard Florida bijvoorbeeld is schatplichtig aan Jane Jacobs, wat hij ook zeker niet onder stoelen of banken steekt. The Death and Life is verplichte kost bij stadssociologen en –geografen. Haar methode, met een gedegen kennis van economie, geografie en sociologie de stad intrekken en de ontwikkeling van plekken duiden, vindt navolging bij studenten en ook steeds meer in de ambtelijke wereld. Bij de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam worden momenteel op deze manier de kansen van buurten in de creatieve kenniseconomie geanalyseerd en in kaart gebracht.

Haar methode is ook de achilleshiel van haar theorie. Criticasters verwerpen haar boeken als te journalistiek en niet wetenschappelijk: ze zoekt de voorbeelden die haar gedachten ondersteunen. Ik ben het daar niet mee eens: ze vindt geen voorbeelden die haar ideeën falsificeren.

“Amsterdam shows that my theory works” is een andere gevleugelde uitdrukking van haar. Daar mogen we trots op zijn. Dat zegt iets over de Amsterdamse relatie tussen economie en stedenbouwkundige structuur. Een relatie die in de creatieve kenniseconomie precair is. Wij hebben haar nodig. De creatieve kenniseconomie gedijt in kleinschalige ruimtelijke settings waar face tot face contacten mogelijk zijn, waar starters en ‘ethnics’ zich kunnen vestigen in wellicht oude gebouwen, waar straatleven (weer) noodzaak is. Kortom, Jane Jacobs’ gedachten zijn springlevend.

Maar Jane Jacobs is dood.