Nieuws

Hubert-Jan Henket in de Brakke Grond

‘When I’m laid in earth, may my wrong create no trouble in thy breast. Remember me, but ah, forget my faith.’ Met deze muzikale amuse van Purcell startte Hubert-Jan Henket op 4 april in de Brakke Grond zijn pleidooi voor een alternatieve houding van de architect om de kwaliteit van de toekomstige maatschappij te waarborgen.

Purcell’s tekst toont de paradox van herinneren en vergeten. Henket bracht deze tot leven met een uitgebreide persoonlijke tocht door de culturele Europese (architectuur)historie. Hij liet achtereenvolgens het evenwichtige leven uit de schilderijen van de Renaissance zien en beelden van de opkomst van het individualisme tijdens de Verlichting. De paradox werd wellicht het beste zichtbaar in Soan´s ontwerp voor de Bank of England. Een tekening bedoelt als toekomstbeeld voor over 1000 jaar, met een deel van het gebouw nog in gebruik en andere delen verworden tot ruïne. Henket vervolgde zijn verhaal om via Schinkel´s weergave van de Industriële Revolutie, Nietsche´s ‘vergeten om te creëren’, de breuk van de futuristen en de rationalisatie van de CIAM, uit te komen bij zijn leermeester Aldo Van Eyck. Een chronologie waarmee vooral de relativiteit van verandering op fraaie wijze in beeld werd gebracht.

Henket eindigde zijn omzwervingen in de hedendaagse maatschappij die hij kenmerkte met begrippen als individualisering, globalisering en milieuproblematiek. Hij signaleerde dat de kwaliteit van de samenleving onder druk is komen te staan door de toenemende omloopsnelheid van de veranderingen en de macht van de economie. Tot dat moment slaagde hij er redelijk in om je als publiek een spiegel voor te houden, zijn vragende stellingen stemden zelfs tot nadenken.

Als antwoord op zijn zorgen pleitte Henket voor het transformeren van de maatschappij door sleutelwaarden uit de architectuur te herwaarderen. Hieronder verstaat hij de dienende functie, de poëzie van het begrip schoonheid, het kunstwerk van de Europese stad en een herintroductie van het sociale aspect met Van Eyck´s ‘community and homecomming’. De uitwerking van zijn antwoord bleef helaas beperkt en algemeen. Bovendien ligt in de gewenste evenwichtige transformatie een ambivalentie besloten. Want, zoals Henket’s historische overzicht al liet zien, elke verandering is per definitie onevenwichtig.

Het bleef echter niet bij een puur theoretische verhandeling; tot slot toonde Henket in staccato beelden van eigen projecten. Beelden die er, wellicht mede door de korte toelichting, nauwelijks in slaagden een relatie te leggen tussen zijn betoog en zijn ontwerpen. Ze riepen zelfs meer vragen op dan dat ze beantwoorden en ondermijnden daarmee zijn eerdere uiteenzetting. Waardoor werd de verbouwing van de Verkadefabriek in Den Bosch bijvoorbeeld het vermelde economische en sociale succes? Hoe maakt Henket zich als architectuursupervisor van luchthaven Schiphol sterk voor de door hem gepropageerde duurzame toekomstidealen? Bij welke projecten werd het bepleitte ‘community and homecomming’ als strategie gekozen en hoe beïnvloedt dit een ontwerp?

Slechts bij de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem werd in enkele beelden duidelijk dat oud en nieuw subliem gecombineerd zijn. Beelden die zo helder waren dat zelfs de summiere toelichting overbodig bleek. Henket’s dienende houding resulteert hier in het ontwijken van de confrontatie door de nieuwbouw ondergronds te realiseren. Dit levert een wonderlijke lichtinval op die op geheel eigen wijze een geslaagde dialoog aangaat met de bijzondere daglichtconditie in het bestaande gebouw van Rietveld.

In de epiloog werd stilgestaan bij de niet bekroonde ontwerpinzending voor de verbouwing en uitbreiding van het Rijksmuseum in Amsterdam. Een originele denkwijze over het tentoonstellen van kunst wordt daarin gecombineerd met moderne ontsluitingsmiddelen. Door de (bestaande) fietsroute door het museum te combineren met een eigentijds ruime inkijk in het interieur is het Henket gelukt om een brug te slaan tussen oud en nieuw. De kunst komt letterlijk op straat te liggen. Maar verder blijven de tentoonstellingsruimten en de entreepartij vooral een optelling van oud en nieuw zonder dat er een symbiose onstaat.

Over de gehele avond bezien slaagde Henket er in om de noodzaak voor een gewijzigde houding van de architect in de hedendaagse maatschappij duidelijk te maken. Zijn historische uiteenzetting diende daarbij als fundering, zijn vragen dwongen tot reflectie. Het lukte hem echter niet om duidelijk te maken welke architectonische antwoorden hij zelf heeft op de vragen die hij stelde en ontsteeg daardoor het theoretische kader niet. Zo liet hij na om de toehoorder een handreiking te geven voor het eigenhandig ontwikkelen van middelen om aan zijn oproep gehoor te geven.

Henket ziet zichzelf en zijn ontwerpen naar eigen zeggen als dienend, zeker niet provocerend of opdringerig. Uit zijn eigen historische lessen kan hij echter leren dat elk tijdperk vrij radicaal breekt met oude waarden om nieuwe onbekende stappen te zetten. Gezien zijn zoeken naar een evenwicht tussen verleden en toekomst is het maar de vraag of het Henket lukt om voldoende los te komen van het bestaande. Een belangrijke voorwaarde voor verandering, want om de sneltrein van de hedendaagse maatschappij bij te sturen moet men eerst aan boord zien te komen.