Nieuws

Kruising

Begin dit jaar stond het werk van Kingma Roorda Architecten centraal in de tentoonstelling Kruising bij het ABC Architectuurcentrum Haarlem. Bernard Colenbrander schreef de inleidende tekst waarbij het thema ‘kruising’ uit de doeken wordt gedaan. Max Risselada (hun oud docent aan de TUD) hield een toespraak tijdens de opening.

Modernisme versus traditionalisme – al bijna een eeuw lang houdt het de vakgemeenschap bezig. Nu de consument (sic) het steeds meer voor 't zeggen heeft, wordt het land overspoeld met interpretaties van een al dan niet bestaande bouwtraditie. Zelden bevat deze architectuur meer kwaliteit dan een door bouwregelgeving en marktmechanisme verdunde spoeling van het origineel waar het  naar verwijst. Zelden is er een originele verwerking van het erfgoed die leidt tot een nieuwe kwaliteit in plaats van een pastiche. Precies over dit zeldzame talent om fijnzinnige hedendaagse architectuur te maken die gezien kan worden als een interpretatie en voortzetting van de bouwtraditie, gaan de tentoonstelling en de begeleidende publicatie.

Het is niet voor niets dat bij de samenstelling van beeldkwaliteitsplannen die uitgaan van een hedendaags traditionalisme, steeds weer dezelfde referentiebeelden worden getoond. Naast de Zwitserse, Scandinavische en Oostenrijkse voorbeelden zijn het architecten als bOb van Reeth, Hebbelinck, Caruso St John, Van Hee, Onix, DAAD, Gulikers, Bedaux, Hilberink Bosch en Kingma Roorda die steeds weer opduiken. Het woningbouwcomplex Zenderpark van Kingma Roorda figureert bijna standaard in die overzichten. Kijk je naar het resultaat dat onder deze beeldkwaliteitsplannen tot stand kwam, dan zie je dat de meeste opdrachtgevers architecten hebben ingehuurd die dit niveau niet halen of zie je die referentiearchitecten hun kunstje nog eens doen. Woningbouwverenigingen lukt het vaak beter dan ontwikkelaars of particulieren om op deze weg interessant onderzoek te doen. Zo is er een nieuwe Kruidenbuurt in Eindhoven in aanbouw, 760 woningen van AWG, een samenhangend geheel in een stijl die bij aanvang wel werd betiteld als fris traditionalisme. In tegenstelling tot veel bureaus zie je bij Kingma Roorda in elk project het zoeken naar een taal bij de specifieke context, in combinatie met inspiratiesbronnen uit het gehele architectuurmuseum: de kruising.

Risselada verbindt in zijn toespraak die houding met het onderwijs aan de TUD waar, net als bij de Eindhovense School, Kingma Roorda als studenten hun eigen traditie ontwikkelden met een veelheid aan referenties in tijd en ruimte. In de publicatie is dat letterlijk te zien; bij elk van de zes projecten worden de referenties getoond. Het publiceren van deze vaak verrassende bronnen maakt het ontwerpproces navoelbaar. Bij sommige projecten is die vertaling nog duidelijk zichtbaar: Kahn en Siza bij het Zenderpark, de traditionele boerenschuren bij het project Ouddorp. Minder goed gelukt is het omzetten van de bronnen in bouwbesluitgoedgekeurde gebouwen zoals de dijkwoningen in Papendrecht. De referenties van traditionele dijkwoningen met gemetselde schoorstenen en raamluiken zijn in de vertaling getransformeerd tot gemetselde schoorstenen met daarop foeilelijke pijpjes en schuivende louvres in technische rails.

Zowel de toespraak van Risselada als de tekst van Colenbrander gaan in op het OMA-verleden van de architecten, iets wat blijkbaar nodig is om de eigenheid van het werk tegen af te zetten. Risselada gaat niet in op de afwijkende architectuur die Kingma Roorda hebben ontwikkeld ten opzichte van hun voormalige werkgever, hij karakteriseerd het werk als een 'ontspannen intensiteit', geleend van de Smithsons, en ziet de Koolhaasschool als een van de vele stromingen die Delft heeft opgeleverd.

Colenbrander beschrijft een overeenkomst in de werkwijze van 'exploratie van geschikte vormen, waarbij de conventies niet noodzakelijkerwijs maatgevend zijn' en betitelt het grote verschil in de 'ingetogen, bedekte uitdrukking' afgezet tegen de 'overdrijvingen in ex-OMA kringen'. Hij komt tot het eindoordeel: 'ingetogen en onderkoeld' en staaft dat met de school in 's Gravendeel, waarbij het verschil tussen bestaand en nieuw verborgen in plaats van geexposeerd wordt, zoals in de OMA-school gebruikelijk zou zijn.

Door in zijn inleiding de rol van de architectuur te hebben gedefineerd als 'stoffering van de maatschappelijke aanpassing en de modernisering, zonder het parcours daarvan anders dan in oppervlakkige zin te kunnen beinvloeden', geeft Colenbrander het werk van Kingma Roorda de vrijheid om naast hun maatschappelijke betrokkenheid een architectuur te ontwikkelen die dicht bij de grond blijft en toch steeds een 'twist' bezit, er een eigenzinnige draai aan geeft die beklijft. Dat is, de referentieplaatjes voorbij, waarom hun architectuur altijd iets te vertellen heeft.