De laatste lezing uit de serie Stupid Optimism op 16 maart aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam was aangenaam luchtig. Vooral omdat beide sprekers van mening waren dat het spel van de mens met zijn omgeving wezenlijk is en men de dingen niet te serieus moet nemen.
Kunsthistoricus Rob van Leeuwen sprak over optimisme en pessimisme in de beeldende kunsten. Landschapsarchitect Martin Rein-Cano liet beelden van zijn werk zien met als uitgangspunt, de dialectiek van het optimisme. Om te beginnen twee voorbeelden uit de lezingen die me goed zijn bijgebleven: de monnik aan zee en de mist in de kloostertuin van Padula. In 1810 schilderde Caspar David Friedrich in Berlijn een doek waarop een monnik in habijt vanaf het strand uitkijkt over een zwarte zee gevangen in stormachtige en sombere wolken. Hoe goed je ook meekijkt, er is niets anders te ontwaren dan water en lucht. De diepte is leeg en ontoegankelijk en dat brengt de aandacht weer terug bij de figuur op de voorgrond. Er is geen betekenis. Het roept alleen een gevoel op. Het tweede voorbeeld is in 2003 in Padula gemaakt door Martin Rein-Cano: Ortus Artis. In een bijna klassieke Italiaanse kloostertuin heeft hij een mistmachine aangebracht. Een minimale ingreep waar een milde ironie uit spreekt. Met de mist verwijst hij naar de mystiek van monikken. Door de kunstmatigheid is het op een vervreemdende wijze eigentijds.
De werkelijkheid bestaat volgens Martin Rein-Cano altijd uit tegenstellingen. Een tuin heeft een muur nodig als bescherming. Voor de schepping van iets nieuws is afbraak nodig. De wereld bestaat uit een spel van tegenwichten. Wij zijn hier alleen zo aan gewend dat we geen moeite meer doen om deze wetmatigheid te doorbreken. Rein-Cano komt dan op de proppen met the twisted look: Het op het verkeerde been zetten. Het ontregelen van het gewone. Zijn rozentuin is anders: opvallende ventilatoren zijn tussen de rozen geplaatst omdat rozen alleen met goede ventilatie een gesloten beplanting willen vormen. In zijn park legt hij oranje matjes op het gras: matjes waar babybiggen veilig op worden grootgebracht zijn 'ook goed voor mensen'. Op een sportveld stimuleert hij creativiteit in het spel door lijnen van verschillende speelvelden in dezelfde kleur over elkaar heen te laten lopen. Met roze parkbanken en door kunstgras gecamoufleerde afvalbakken verwijst hij naar een historisch wufte hofcultuur en kunstmatigheid van de afvalcultuur.Het motto is steeds: buiten het banale treden. Daarbij werkt overdrijving goed als stijlmiddel. Rein-Cano noemt het: aan bestaande elementen een nieuwe – sexy – identiteit toedienen. Ik vraag mij af of in zijn ironie een verlangen naar communicatie zit, of dat hij, door op het verkeede been te zetten, een methode van zich verbergen hanteert?
Rob van Leeuwen wijst op de subjectiviteit in het gebruik van de begrippen optimisme en pessimisme. Optimisme begint bij jezelf. In de klassieke opvatting waardeerde men heldendaden. De tragiek van gebeurtenissen werd overstemd door een algemeen vertrouwen in de reinigende werking van het leven. En de kunstenaar had de verheffende taak om dit uit te beelden. In de romantiek stond de kunst gelijk met het sublieme uitdrukken van een gevoel. Het vertrouwen in een optimistische ontwikkeling had men losgelaten.Er is nog een derde weg: een kunstenaar kan een verhaal doorgeven. Een verhaal dat begint in de beleving van de beschouwer. Op deze manier is bijvoorbeeld een recent werk van Walter de Maria, A computer wich will solve every problem in the world, te duiden. Welke betekenis je eraan geeft, is aan jezelf. Van Leeuwen nodigt uit het verhaal aan te gaan. Daar zit iets vrolijks in.