Achthonderd vierkante kilometer verstedelijkt gebied; duizend meter boven zeeniveau; zes miljoen inwoners, waarvan 70% woont op 30% van het grondgebied; olie is er goedkoper dan water; vijf gemeenten, vijf burgemeesters, vijf politiekorpsen, één stad: Caracas, Venezuela.
Alfredo Brillembourg en Hubert Klumpner van Urban Think Tank (Caracas) hebben een boodschap: de informele stad is volwassen geworden. Caracas is hun bewijs, daar is 50% van de stad informeel en growing as we speak. Een realiteit die voorbijgaat aan de typering sloppenwijk. In de serie Talking Cities gaven zij op 25 april een lezing op het Berlage Instituut (Rotterdam).
Brillembourg en Klumpner vermijden de termen slums en favelas, maar spreken van informele stad (informal city) of marginale stad. In het eerste deel van hun lezing introduceren zij Caracas. Caracas is volgens hen profoundly modern, gebouwd op het succes van de oil boom. Met zes miljoen inwoners is de stad middelgroot, maar heeft de grootste en meeste informele wijken van Latijns Amerika, de botsing tussen arm en rijk komt er sterk tot uitdrukking en er is een intens multiculturalisme. Als Caracas daarmee niet representatief is voor het merendeel van de wereldpopulatie, dat toch op zijn minst voor the Global South, aldus Brillembourg en Klumpner.
In het tweede deel wordt er een vertaalslag gemaakt van de realiteit naar een meer algemene omschrijving van de informele stad. Hoewel er voor 100% wordt geleund op de situatie in Caracas, is de analyse op te vatten als een manifest voor de informele stad.
– De informele stad is niet illegaal, maar extra-legaal. Zij valt buiten de bestaande regelingen en overheden en bezit als zodanig geen gemeentehuis, politiebureau of postkantoor.
– De informele stad en de informele economie zijn blijvend. Het informele is een realiteit, die doorgedrongen is tot het hart van de stedelijke samenleving. Sterker nog, het informele is ook in de formele stad (downtowns en business districts) in toenemende mate dominant.
– De informele stad is een globale stad. Zij is aangesloten op globale netwerken van productie en zelf over de hele wereld aanwezig.
– De informele stad is duurzaam. Zij produceert minder afval dan traditionele stadsdelen.
– De informele stad heeft een eigen logica. Hoewel masterplannen ontbreken en schoonheid ver te zoeken is, bezit zij weldegelijk een organisatieprincipe, dat zich duidelijk toont in luchtfotos.
– Deze interne logica stelt de informele stad in staat te evolueren. Door de tijd worden woningen van afvalmateriaal vervangen door betonconstructies en neemt de leefruimte in m2 per persoon toe.
– Ten opzichte van de traditionele stad kent de informele stad een omgekeerd proces van toe-eigening. Eerst grond bezetten (bewonen), dan bebouwen, pas later plannen (verbeteren), en de laatste prioriteit heeft het verwerven van het eigendomsrecht.
– De informele stad groeit eerst zo veel mogelijk horizontaal, pas als de grenzen bereikt zijn groeit zij verticaal.
Het manifest is niet volledig, hoogstens een aanzet. Brillembourg en Klumpner laten er geen twijfel over bestaan, de informele stad is een grootschalig en blijvende vorm van urbanisatie en architecten en stedenbouwkundigen dienen dit als realiteit te accepteren, bestuderen en begrijpen, alvorens na te denken over verbeteringen van de leefomstandigheden..
De beelden van Caracas spreken voor zich. Een lantaarnpaal die midden in een woning is beland door de grote druk op de ruimte, laat zien dat eenvoudige elementen als de openbare weg voor de bewoners niet dezelfde status hebben als voor de stedenbouwkundigen.
Daarmee komen Brillembourg en Klumpner bij het derde en laatste deel van de lezing, waarin zij duidelijk maken wat de betekenis van dit alles is voor hun ontwerppraktijk. Opnieuw zijn de twee expliciet: werken in de informele stad vraagt om een andere houding. Een houding die uitgaat van worst-case scenarios in plaats van best-case scenarios. Ofwel: niet het ontwerpen van utopische steden, maar het zo veel mogelijk vermijden van catastrofes. De rol van de architect omschrijven zij als die van agent-provocateur, iemand die positieve veranderingen in beweging kan zetten van sociale en duurzame aard.
Een aardig architectonisch voorbeeld is het project voor een vertical gymnasium, een stapeling van sportfaciliteiten en een gemeentelijke gezondheidsdienst op de plaats van een voormalig voetbalveld – de enige openbare ruimte die door de bewoners van de wijk gerespecteerd werd. Het is uitgegroeid tot een centrum met 17.000 bezoekers elke maand. Op stedelijke schaal wil Urban Think Tank met haar projecten de stedelijke fragmenten die ontstaan door de vijf zelfstandige gemeenten weer aaneen smeden. Met een voetgangersbrug over de infrastructurele barrières, of een opvangcentrum voor straatkinderen onder een van de verhoogde snelwegen die de stad doorkruisen. Er is een plan voor het optrekken van een lange wand tussen de stad en de bergen, waardoor een spaarbekken ontstaat, met erbovenop een lineair park. En als we een barrio op een helling beschouwen als één gebouw, wordt het mogelijk na te denken over het aanleggen van een fatsoenlijk trappenhuis.
Een grote variëteit aan ingrepen, op zeer uiteenlopende schaalniveaus. Van composttoilet tot grootschalige infrastructurele voorstellen. De goed op elkaar ingespeelde sprekers blijven elkaar aanvullen en afwisselen. Toch blijft er een afstandelijk, technocratisch tintje aan hun verhaal, of op zijn minst een vrij formele manier om de informele stad te presenteren. Maar tegelijkertijd beweren ze ook niet veel meer te doen dan dat: het serieus nemen van het informele.