Nieuws

Het roer om

Programma’s waarin mensen gevolgd worden die een rigoureuze carrièreswitch maken, worden tegenwoordig regelmatig op de televisie vertoond. Artsen worden zeilinstructeur, automonteurs beginnen een chambre d’hôte en advocaten storten zich op de biologische veeteelt. Het kijken naar andermans sprong in het diepe zet je eigen dagelijkse bezigheden even in een ander perspectief. Doe ik nog steeds waar ik gelukkig van word?

“Architect wordt wijnimporteur” had een aflevering van een dergelijk programma kunnen zijn. De lezing die Dolf Dobbelaar (voorheen DKV architecten) donderdag 27 april hield op de Academie van Bouwkunst met de titel Wijn, strips, auto’s en de complexiteit van eenvoud leek veelbelovend te worden. De titel voorspelde vuur, passie, snelheid en verfijnde esthetiek. Wat hij deze avond zou gaan laten zien is van grote invloed geweest op zijn werk, kondigde Dobbelaar aan. Zijn fascinaties en helden zouden de revue passeren, maar ook hoe hij het vak architect heeft beleefd.

Het beloofde veel, maar eigenlijk begon de avond al niet lekker voor deze wijnimporteur/architect in ruste. Het werd hem niet toegestaan een doosje wijn de zaal in te nemen om zijn publiek te trakteren op een goed glas. De verwachte passie bleef uit, Dolf de wijnliefhebber leerden we niet kennen, Dolf de autoliefhebber een beetje. Wat overeind bleef was Dolf de architect met een voorliefde voor striptekeningen.

De bewondering voor striptekenaars ontstond al in de jaren zestig. Vanaf die tijd verzamelt hij stripboeken en heeft inmiddels een kamer vol,en naast stripboeken ook strip gerelateerde gadgets van een stoel tot snuisterijen en prullaria. Dobbelaars helden zijn Joost Swarte, Hergé, Lorenzo Mattotti en Mariscal vanwege de trefzekerheid van de lijnen op papier, de krachtige beelden en de emoties die met enkele streken opgeroepen worden. Dobbelaar ziet overeenkomsten tussen striptekenaar en architect. Mattotti ís zelfs architect en Joost Swarte heeft samen met Mecanoo het ontwerp gemaakt voor de Toneelschuur in Haarlem. Maar daar gaat het dan ook mis volgens Dobbelaar. De fijne lijnen die Swarte bedoelde, zijn tijdens het bouwproces vet geworden. De karakteristieken van de eenvoudige striptekening zijn verloren gegaan en het resultaat is inhoudsloos.

Dobbelaar toonde beelden van zijn eigen auto, de Citroën SM. Ontworpen door Robert Opron, destijds het geniale hoofd van de ontwerpafdeling van Citroën. De auto werd in de jaren zeventig in Nederland gepromoot door voetbalheld Johan Cruijff. Dobbelaar spreekt lovend over de Maserati-motor, over de kont en het interieur en probeert parallellen te trekken met de architectuur, maar de verdieping blijft uit.

Vervolgens geeft Dobbelaar  zonder schroom en zonder spoor van architectenbranie zijn impressie van het vak architect. “Een architect is een soort handelsreiziger met een koffer vol trucs op zijn rug. Met die trucs moet je kunnen vernieuwen en behagen. Dit vergt zowel fysiek als mentaal veel en eist dat je in topconditie bent. Verder moet een architect zich omringen met goede mensen op wie je kunt bouwen. Tegelijkertijd moet je manager en zakenman zijn. Optimistisch en in staat om schotsje te springen.”

Zo heeft hij zijn jaren als architect beleefd en betreurd zijn keuze om na 25 jaar te stoppen ook niet. Hij wilde iets gaan doen wat hij nog niet kon, zo onderbouwt Dobbelaar zijn keuze om zich in wijn te verdiepen. Toch verraste hij zichzelf na twintig jaar nog een keer door een nieuw woningtype te ontwikkelen. Het gevraagde programma en de daarvoor beschikbare enveloppe, dwong DKV op IJburg een nieuw woningtype te ontwikkelen. De ”Zwebo”, ofwel de zwevende eengezins bovenwoning. Door de definitie van eengezinswoning letterlijk in gebouwde vorm te gieten, een eengezinswoning heeft geen woningen beneden of onder zich, ontstond dit nieuw type. Helaas wijdde de spreker ook aan dit onderwerp niet meer tijd.

Dobbelaar poogde zijn verbondenheid met de onderwerpen wijn, strips en auto’s aan de hand van geprojecteerde beelden en afgepast commentaar over te brengen aan het publiek. Veelvuldig gebruikte hij de termen magisch, trefzeker en ongelofelijk goed/sterk/mooi. Waren het de zenuwen, was het een te magere voorbereiding of is Dobbelaar eenvoudigweg geen begenadigd spreker? Het lukte hem niet de vonk van zijn passie te doen overslaan. Ieder onderdeel uit de titel van de lezing werd besproken, elk beschreven in superlatieven, maar de bezieling miste. Hoopte je aan het eind van de avond lyrisch te zijn over Kuifje, de Citroen SM, of een mooie wijn, dan kwam je bedrogen uit. De samenhang tussen de verschillende onderwerpen was flinterdun. Slechts één onderwerp wist hij werkelijk aan te raken. Het deel “helden” werd ingeleid door een zwart wit foto genomen op vakantie van Dobbelaar met zijn zoon gezeten op de rand van de achterbak van zijn auto, .. met auto-onderdelen als ware trofeeën in de hand. Samen struinen ze iedere vakantie een paar autokerkhoven af op zoek naar bruikbare onderdelen. Het beeld dat het meest indruk maakt is een geënsceneerde foto van zijn zoon. De jongen drijft in het zwembad, op zijn borst staat geschreven: I have a dream.

Drukt de kracht van deze tedere plaat, de wens van zijn vader uit? Dobbelaar bekende nooit de ambitie, de niet te stuiten wens, te hebben gehad om architect te worden. Eigenlijk wilde hij circusartiest worden, of sportleraar. Zelfs tijdens zijn studie, heeft het vuur hem nooit gegrepen. Is het misschien Dobbelaars grootste ambitie om een droom te hebben?