Recensie

Op andere gronden

Het lijkt zo leuk en is zelfs een beetje jaloersmakend, architecten die naar (sub) tropische streken gaan om daar te werken aan eigen bouwprojecten die de leefomstandigheden van de lokale bevolking moeten verbeteren; in de zon een beetje praten, een beetje eten, een beetje drinken.

Ooit gehoord van een Nederlandse architect die een eigen project doet in het barre Noorden, uitgezonderd Mart Stam en Johan Niegema die in Siberië werkten? Zijn het niet, onder het mom van ‘goed werk verrichten’, gewoon mooie excuses om de koude grauwe Nederlandse wintermaanden te ontvluchten?

Arcam selecteerde voor de tentoonstelling Op andere gronden projecten die gemeenschappelijk hebben dat het bouwprojecten in het buitenland zijn die als primair doel hebben de leefomstandigheid van de locale bevolking te verbeteren, en waar Nederlanders bij betrokken zijn. Zijn de architecten en organisaties waarvan de projecten te zien zijn altruïsten, idealisten?. Wat drijft ze dan om in tweede en derde wereldlanden te werken aan sociale projecten? Avontuur, heimwee, een feelgood gevoel, of van alles een beetje? Echt duidelijk wordt het niet. Op de tentoonstelling zijn vooral veel projecten te zien, over het hoe en waarom wordt nauwelijks gerept, zelden wordt de naam van de architect genoemd. Opvallend is de enorme hoeveelheid stichtingen en fondsen die opgericht worden ten behoeve van een project. De fameuze bureaucratie waar velen die werkzaam zijn in het buitenland over klagen, lijkt al in Nederland te beginnen. Dan moeten de eet- en drinksessies in den vreemden nog beginnen, bijeenkomsten waarin hard wordt onderhandeld, zoete broodjes worden gebakken en nieuwe afspraken gemaakt worde omdat eerder gemaakte om onduidelijke redenen niet werden nagekomen. Het is een elegant spel waar gereserveerdheid (om het netjes uit te drukken) de boventoon voert en veel geduld van wezenlijk belang is.

Op de tentoonstelling zijn grofweg drie categorieën te onderscheiden. De eerste bestaat uit projecten van stichtingen die opgericht zijn door weldoeners, om maar eens een ouderwets woord te gebruiken. Het betreft hier projecten waarvan resultaten relatief snel zichtbaar zijn. Homeplan, opgericht door voormalig textielfabrikant Jan Tebbe, ontwikkelde prefabwoningen bestaande uit composietboard met een waterafstotende coating die een levensduur hebben van 10 tot 15 jaar. Deze woningen, die tussen de 1.500 en 3.450 euro per stuk kosten, worden gratis weggeven en zijn bedoeld voor de allerarmsten in onder meer Mexico en Zuid-Afrika. De projecten worden gerealiseerd samen met Caritas, een christelijke organisatie. In het filmpje dat op de tentoonstelling vertoond wordt, is iedereen gelukkig en de vele kinderen die er in figureren zijn vrolijke, blije, spelende kinderen. Ook veel happiness in het Zuid Afrikaanse Buffalo City, waar Intervolve (voorheen de Van der Leij foundation) in samenwerking met katholieke organisaties als Cordaid een heel dorp bouwde. Een stralende burgemeester verklaart in het promotiefilmpje dat het zonder de hulp van de Nederlanders nooit was gelukt.

Een tweede categorie die vertegenwoordigd is op de expositie zijn steden die, in het kader van de stedenband, hun medewerking verlenen aan projecten die vooral een duurzame verandering te weeg moeten brengen en daardoor gericht zijn op de lange termijn. De gemeente Amsterdam hielp bijvoorbeeld mee aan de ontwikkeling van een masterplan voor Managua (Nicaragua) door daar ambtenaren te detacheren. Eveneens in Nicaragua, in León, is de gemeente Utrecht betrokken bij een project waar kavels worden gelegaliseerd door deze te verwerven en bouwrijp te maken. De legale kavels worden daarna doorverkocht aan families die er hun huis op kunnen bouwen.

Tot slot is er de categorie diverse, een bonte verzameling waar de projecten van architecten als Joop van Stigt en Lucien Lafour ondervallen. Joop van Stigt werkte bij Aldo van Eyck toen deze in 1958 zijn reis naar het Dogon-gebied in Malie voorbereidde. Vijftien jaar later ging Van Stigt er zelf heen, om daarna nog vele malen terug te keren. Samen met zijn vrouw richtte hij in 1997 de Stichting Dogon Onderwijs op, een stichting die tot doel heeft de leefbaarheid van de Dogon te verbeteren. De projecten, waaronder de oprichting van een technische hogeschool, worden door de locale bevolking geïnitieerd en uitgevoerd, Van Stigt begeleidt ‘in zijn beste Frans en met handen en voeten’ de projecten.

Lucien Lafour was de initiatiefnemer van de oprichting van de woningbouwstichting Sekrepatu in 2000 – Suriname had tot op dat moment nagenoeg geen actieve woningbouwverenigingen. Met Sekrepatu realiseerde hij in Paramaribo twee projecten die moeten aantonen dat het realiseren van goede sociale huurwoningen in Suriname mogelijk is.

De persoonlijke betrokkenheid en gedrevenheid van de initiatiefnemers spat van de projecten af. Van dit soort initiatieven hoop je dat er veel meer zijn dan op de tentoonstelling te zien zijn.