Nieuws

Bijennest voor monumenten

April dit jaar vierde de Technische Universiteit van Eindhoven (TU/e) haar 50e Dies Natalis. Ter gelegenheid van dit tiende lustrum gaven de gemeente Eindhoven en Philips de universiteit een lichtreclame cadeau, om op het dak van het gebouw van de faculteit Bouwkunde te plaatsen. Met de aanwijzing van de oudste universiteitgebouwen tot gemeentelijke monumenten kreeg het jubileum nog meer luister. Althans zo was de gedachte. Niet iedereen was echter even gecharmeerd van dat idee.

Het masterplan voor de TU/e uit 1956 van Samuel van Embden voorzag in een groene campus. Verspreid, te midden van het gras en de bomen, ligt de bebouwing, aaneen geschakelt door een systeem van loopbruggen op een opgetild niveau. Drie grote volumes, gelegen in een diagonale lijn vanaf het centrum van de stad, bepalen de hoofdstructuur en het gezicht van de universiteit: het hoofdgebouw en de gebouwen van scheikunde en elektrotechniek. Eind jaren negentig heeft het hoofdgebouw een grondige opknapbeurt ondergaan en is het gebouw van Scheikunde door Bert Dirrix geheel verbouwd tot 'Vertigo'.

De stichting Wederopbouwerfgoed Eindhoven heeft de voordracht voorbereid. Piet Beekman, voorzitter en auteur van het boek EINDHOVEN, stadsontwikkeling 1900-1960,  ziet de campus als 'een complex met een architectonische kwaliteit die Eindhoven ontstijgt'. Als oud-werknemer van het architectenbureau dat Van Embden oprichtte, OD205, maakt hij zich serieus zorgen over de aantasting van het TU/e terrein. 'De manier waarop het Auditorium (ontwerp van OD205) nu is heringericht (bouwkundig ontwerp van Ex Interiors), lijkt wel een McDonalds-kermis. Zo laat je zien dat je veel minder bent dan de ontwerpers van indertijd.' Verder leek het de stichting een leuk cadeau voor de jubelerende instantie.

De monumentencommissie heeft het advies doorgespeeld aan het college van Burgermeester en Wethouders. In het rapport wordt vermeld dat 'het hoofdgebouw, het auditorium, het ketelhuis met schoorsteen en de W-hal (de werkplaats van werktuigbouwkunde) een onschatbare culturele waarde voor Eindhoven vertegenwoordigen'.

Direct na bekendmaking van de voordracht reageerde het College van Bestuur van de Universiteit (CvB) via een artikel in het Eindhovens Dagblad. Hierin nam zij nadrukkelijk afstand van de voordracht.  Ze vond het 'absoluut ongewenst' als gebouwen een monumentenstatus zouden krijgen. In de reactie schrijft  A. Lundqvist, voorzitter van het CvB: 'Wil Eindhoven voorop blijven lopen als technologisch en wetenschappelijk centrum in de regio, dan moeten we de zwaar verouderde TU/e-gebouwen aanpassen aan de behoeften van onderwijs en onderzoek. Anders komt onze concurrentiepositie in gevaar.' De bal werd zo teruggekaatst, de gemeente Eindhoven probeert zich immers steeds nadrukkelijker te profileren als Brainport.

Over de wenselijkheid van een monumentenstatus organiseerde Studium Generale (SG) op 16 mei een slecht bezochte paneldiscussie. Van Veelen, voorzitter van de monumentencommissie kreeg op die gelegenheid vanuit het publiek de kans om te reageren op deze starre houding met: 'Een beschermend monument is niet bevroren, het betekent slechts dat plannen in dialoog met architect moeten worden overlegd. Stelregel is dat een monument in gebruik moet blijven, anders wordt dit een ruïne.' Toch kon hij zijn teleurstelling in het bestuur van de universiteit niet onder stoelen of banken steken. Het standpunt dat zij inneemt is weinig wetenschappelijk, zo stelde hij, zeker voor een technische universiteit met een faculteit bouwkunde.

Herman Rikhof is als projectleider van huisvestingsplan Campus 2020 direct betrokken bij deze kwestie en had  wel een zetel in het panel. Hij betreurt de argwaan ten aanzien van de bewuste keuzen die de TU/e heeft gemaakt toen het herhuisvestingsplan, dat onder andere voorziet in de toekomstige sloop van de W-hal, begin jaren negentig werd opgesteld. Vooral omdat hierin besloten is om daar waar mogelijk bestaande structuren te hergebruiken.

De discussiemiddag werd ingeleid door Jos Bosman, die al op verschillende gelegenheden zijn opinie over de 'revitalisatie' van het scheikunde gebouw heeft verkondigd. Zijn positie in dit spel is zeer bijzonder. Als universitair hoofddocent, is hij niet alleen aan het instituut afgestudeerd en gepromoveerd, maar hij is ook lid van de monumentencommissie. Met welke pet hij die middag zijn verhaal deed werd niet geheel duidelijk. Zo verkondigde hij dat het 'versleten' hoofdgebouw wel mooi is, maar dat de oorspronkelijke modernistische ervaring van de campus niet meer waarneembaar is. Met nieuwe uitdrukkingswijzen kan, volgens hem, een oud principe, dat behouden dient te blijven, opnieuw benadrukken. Hij illustreerde deze strategie met het ontwerp van OMA voor de campus van de IIT.

Aan het einde van de middag moest Van Veelen toegeven dat de stukken die door de commissie zijn voorgesteld aan de gemeente nog hiaten vertonen, ondanks de vele heldere argumenten. Maar voor Rikhof blijft ieder voorstel voor een mogelijke monumentenstatus benauwend, omdat dit volgens hem zal leiden tot 'een platvloerse discussie, waarbij onderdelen van een gebouw de inzet gaan worden van een koehandel'. Als er geen functie gevonden wordt moet er worden gesloopt. Wat betreft de W-hal is het bijna ondenkbaar dat er een zinvolle functie voor wordt gevonden, anders dan dat van decor voor experimenteel toneel. Jos Bosman: 'Als het theater de W-hal niet wil exploiteren zie ik het somber in.'

Wordt vervolgd.