Feature

Italiaanse sfeer in kale polder

Het is vakantie: Nederlanders trekken massaal naar de Méditerranée of boeken een last minute naar een tropische bestemming. Slechts een klein percentage blijft in eigen land. En dat terwijl geen land ter wereld zo’n hoge dichtheid aan vakantiehuisjes heeft. Mieke Dings bezoekt deze zomer vier Nederlandse vakantieparken en schetst een beeld van hun ontstaansgeschiedenis. Deel drie gaat over De Eemhof.

Het moet een rare ervaring geweest zijn om de Eemhof bij de opening in 1980 te zien: een kaal en onbegroeid bungalowpark midden in de lege poldervlakte, met een hypermodern centrum en met Sporthuis Centrums (later Center Parcs) eerste subtropisch zwemparadijs. Nog steeds contrasteert het park sterk met de omgeving, al vormt het nu vooral een groene oase temidden van de weidse poldergezichten met strakke rijen windmolens. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders wilde met de drooglegging van Zuidelijk Flevoland in de jaren zeventig voldoende recreatiemogelijkheden voor de grote steden scheppen. Ze vroeg Sporthuis Centrum om een park aan te leggen op de zeer drassige grond, maar wel ‘slechts een halfuur rijden van Amsterdam’. Dat werd de Eemhof bij Zeewolde.

De Eemhof was het grootste en laatste park van Sporthuis Centrum dat door architectenbureau Van den Broek en Bakema ontworpen werd. Het telde bij opening vijfhonderdvijftig bungalows, vijftig appartementen en voorzieningen als een restaurant, bowlingbaan, disco, supermarkt en een kinderhofje. Al sinds 1968, toen directeur Piet Derksen (op dat moment eigenaar van een aantal Sporthuis Centrum winkels met sportartikelen) zijn eerste park De Lommerbergen opzette, werkten Bakema en bureaumedewerker Herman Klopma aan de architectuur en stedenbouw van de bungalowparken. Uitgangspunt was een wijze van schakelen die ervoor zorgde dat iedereen vrij uitzicht had, terwijl de parken toch vrij hoge dichtheden haalden. De schakelingen bewogen mee met het aanwezige, soms glooiende landschap. De autovrije parken werden al snel een succes, onder andere vanwege de luxueuze uitrusting van de bungalows met een kleurentelevisie en centrale verwarming. Bovendien telden de parken, in 1980 waren het er al vijf¹, allemaal een overdekt zwembad en een vrij uitgebreid centrum, met kampwinkel, restaurant en vaak ook gokhal of bowlingbaan.

Derksen en Bakema wilden de mens weer in contact brengen met aarde, lucht, wind en bomen. Beiden maakten zich zorgen om de toenemende vervreemding tussen mens en natuur. Bakema stelde dat de mens zonder contact met de natuur nooit het wonder van het totale leven zou begrijpen: ‘If one cannot experience from his built environment the movement of leaves on trees, or the reflection of light on water, or if one cannot compare how space of room and street is part of a total space with earth and trees, one can never get familiar with the wonder of existence from which movement in universal space is one of the main aspects’.² Volgens hem appelleren de recreatiecentra van Sporthuis Centrum aan een ideale manier van wonen en leven: met voldoende buitenruimte, veel groen, rust en (re)creatieve mogelijkheden. Bakema hield nauwlettend in de gaten of de infrastructuur en architectuur van de parken niet teveel herinnerden aan de stedelijke thuiswereld. Het asfalt van de wegen werd daarom grover dan dat in de stad, het straatmeubilair en de bruggetjes werden van hout gemaakt en de huisjes werden uit ruwe, ongepleisterde B2 blokken opgebouwd.

Deze ‘natuurlijkheid’ vormde ook het basisingrediënt van de Eemhof. Met de ontwikkeling van dit park zette Sporthuis Centrum echter tevens een volgende fase van professionalisering in: de Eemhof werd in tegenstelling tot de eerdere parken in één klap gebouwd – ontwerp 1978/1979 en realisatie 1979/1980 – en beschikte direct over een hoogwaardig voorzieningenniveau met onder anderen een subtropisch zwemparadijs. Waar de eerste parken het nog moesten doen met een rechthoekig openluchtzwembad met plastic overkapping, werd in de Eemhof direct een speels vormgegeven binnenwereld met golfslagbad, waterglijbaan, bubbelbaden, zonnebank en niet te vergeten tropische planten gecreëerd. Het bad luidde het begin in van de latere Parc Plaza of Market Dome: een overdekt centrumgebouw met exotische temperatuur, planten en dieren, waar je dag en nacht in zomerkleding kon flaneren. Vaak werden achterwanden of ingangen voorzien van geschilderde decors met Mexicaanse beelden voor de bowlingbaan of Romeinse fresco’s voor de sauna.

Voor het nieuwe centrum van de Eemhof – het oude brandde in 2000 grotendeels af – voldeden deze decorachtige elementen volgens Center Parcs niet meer: ‘Men is op het Forum Romanum geweest. Dan kun je niet meer met simpele zuiltjes aankomen’, aldus Paul Geraeds, destijds marketing directeur. De nieuwe Market Square werd vanaf de grond in Italiaanse stijl opgebouwd. Met echte zuilen in plaats van schilderingen, en met echte Siciliaanse olijfbomen, vazen uit Italië, getraliede vensters en daklijsten. Alleen de verweerdheid van de gebouwen was nog wel geschilderd. Het centrum bevatte niet langer een koepel, maar was opengemaakt, hetgeen met mooi weer de sfeer van een echt Italiaans dorpje zou versterken.

Dat de Market Square ook echt als mediterrane trekpleister functioneert, blijkt wel uit de bezetting op een warme zaterdagmiddag: families begeven zich in hun mooiste vakantiekleding naar het terras om zich daar te mengen met de saunagasten die met handdoek op het hoofd komen zonnen langs de fontein. In de winkelgalerij hoor je Engels, Frans, Duits en Spaans door elkaar, vermengd met feel good muzak. Nog geen vijfhonderd meter verder strekken de geschakelde bungalows zich in alle rust uit langs het water. Die door Bakema ontwikkelde formule van schakelingen aan het water en tussen de dennenbomen, bleef ook na de breuk met het bureau in 1980 de basis vormen van de nieuwe parken.³ Center Parcs spreekt nog altijd vol lof over de formule, en terecht: hoeveel voorzieningen, beleving en spektakel de gasten ook wensen, aan een beschutte bungalow met vrij uitzicht op pittoreske waterpartijen kan niets tippen.