Nieuws

No Curves

Met een relaxed muziekje op de achtergrond en een aquarium met twee goudvissen als decor betreedt Roman Delugan op 16 juni (spijkerbroek, cowboylaarzen, t-shirtje van het filmmuseum) het podium van de Brakke Grond in Amsterdam. Het werd een avond over emoties, ruimte, dynamiek en hoeken.

Roman Delugan (1963, Merano, Italië) werkt met zijn bureau momenteel aan het ontwerp voor het Filmmuseum aan de noordelijke IJ-oevers in Amsterdam. Een reden voor ARCAM hem uit te nodigen om de maandelijkse theatrale architectuurlezing te verzorgen. Delugan studeerde aan de Academie van Toegepaste Kunsten in Wenen en richtte in 1993, samen met zijn vrouw Elke Meissl, Delugan Meissl op. Het architectenbureau maakte onder meer het winnende ontwerp voor het Porsche museum in Stuttgart, heeft veel sociale woningbouw op haar naam staan, maar ook luxe villa’s. De architectuur van Delugan Meissl is primair gericht op ruimtelijke kwaliteit, of zoals Delugan het verwoord: ‘Architectuur is de interpretatie van de ruimte in verschillende snelheden’.

De thema’s die deze warme dinsdagavond aan bod kwamen hadden betrekking op landschap, stadslandschap, de gevel en snelheid. Voor Delugan is het belangrijk dat de mens de kwaliteit van het landschap begrijpt. Zijn filosofie van het huis is de filosofie van het landschap. Bij een ontwerp gaat hij niet uit van de plattegrond of de gevel, maar van de typologie. Ter illustratie toonde hij een luxe villa ergens in Oostenrijk. Het huis is gesitueerd aan de rand van een vallei. Het landschap dwingt de vorm af, hierdoor lijkt het huis versmolten met de omgeving. Alles is op het uitzicht gericht, de woonkamer heeft hoge ramen met uitzicht op de vallei, waar het bos begint zijn de ramen klein. Ook in de stad dwingt de omgeving veel af, daar is het een kwestie van de kwaliteit opsporen en daarmee werken, aldus de spreker.

Delugans visie op de gevel is dat deze driedimensionaal moet zijn. In zijn ontwerpen benadrukt hij de spanning tussen de ‘huid’ van het gebouw en het interieur. Het Porsche Museum in Stuttgart is bedoeld als een grote ‘oooooh’, een bewonderend gebaar naar de luxueuze auto’s. De gevel was oorspronkelijk ontworpen als een doek, waarachter de tentoongestelde auto’s op mysterieuze wijze zichtbaar zouden zijn. Dit bleek niet haalbaar, nu is gekozen voor een andere verwijzing naar wat zich binnen afspeelt: een spiegelgevel geeft het hele gebouw een luxueus aanzien.

Delugan wilde vroeger danser worden, zo bekende hij. Deze droom is terug te vinden in zijn architectuur. Hij stelt zich de vraag hoe hij architectuur kan maken waarin men verschillende gemoedstoestanden kan ervaren. Deze zoektocht uit zich in ruimtes die zich naar alle kanten openen. Dit geeft een speciaal soort dynamiek. Hij maakt het liefst zo min mogelijk gebruik van kolommen. Het meubilair dat hij ontwerpt lijkt te zweven in de ruimte. En immer blijven de zichtlijnen, zowel intern als  naar buiten, van groot belang. Architectuur moet langzaam beleefd worden, als het lezen van een boek, of het drinken van een glas wijn: zo openen de ruimtes zich.

Dit alles is ook zichtbaar in het ontwerp voor het Filmmuseum in Amsterdam. Communicatie is hierbij het uitgangspunt. Daarom ligt de bar in het centrum van het gebouw, letterlijk midden in. Hier opent het gebouw zich en biedt een panoramisch uitzicht over het IJ en de stad. Ook met de directe omgeving aan de achterzijde wordt rekening gehouden, waar mogelijk zijn zichtlijnen richting de stad open gehouden. In tegenstelling tot de naar buiten gerichte bar zijn de expositieruimtes en de filmruimtes naar binnen gekeerd, donker, zodat de bezoeker niet wordt afgeleid. Emotie speelt in het ontwerp ook een rol: doordat de entree via een helling wordt bereikt, worden er meteen verwachtingen gewekt: het stijgen moet een licht gevoel oproepen, aldus de architect.

Delugan is gefascineerd door de architectuur die ontstaat uit een gevecht tussen architect en opdrachtgever tijdens het bouwproces. Architectuur is voor hem dan ook geen kunst. Hij blijkt wel een man van details, verbeelding en sfeer: een gebouw moet zelf werken, leven. Daarnaast is hij een architect van de rechte lijnen, hiermee kan hij alle hoeken maken die hij wenst. Hij bekent dat het voor hem onmogelijk is zich in te beelden hoe vloeiende lijnen werken als ze met elkaar verbonden worden. Tegelijk sluit Delugan niet uit dat hij er ooit mee zal werken, maar nu is dat vloeien voor hem nog domweg te moeilijk. En hoe doet Gehry dat dan? ‘Ach ja, die heeft daar zo zijn computerprogrammaatjes voor.’