Nieuws

OMA in Den Haag

Den Haag blijkt, zo meldt Stroom met enige trots in de aankondiging van de tentoonstelling OMA in Den Haag, de stad met de hoogste OMA-dichtheid. De band tussen het vooruitstrevende bureau OMA en de als behoudend en bureaucratisch bekend staande gemeente Den Haag ligt niet direct voor de hand.

Toch was het in Den Haag dat OMA de aandacht trok met de inzending voor de uitbreiding van de Tweede Kamer in de jaren zeventig en was het de opdracht voor het Haagse danstheater, dat OMA begin jaren ‘80 naar Nederland deed verhuizen. Alle studies, ontwerpen, gerealiseerde en mislukte projecten die het bureau tussen 1974 en 2006 voor Den Haag produceerde, worden deze zomer bij Stroom tentoongesteld. Het aanbod is veelzijdig, de projecten variëren van doorsnee tot visionair, van onopvallend tot indrukwekkend, van ouderwets tot onvoorstelbaar. Bijzonder aan de tentoonstelling is dat niet alleen de grote, prestigieuze projecten worden gepresenteerd, maar ook werk waarmee het bureau normaal gesproken niet naar buiten treedt. Zoals de twee appartementengebouwen uit 1998 in de ambassadewijk; geen slecht project, maar niet van het kaliber waar OMA zich doorgaans mee afficheert.

De brede doorsnede van projecten wordt getoond door middel van oude schetsen die nonchalant met plakband aan de muur zijn bevestigd, grote maquettes en originele tekeningen van prijsvragen. Ook in de wijze van representeren laat het bureau zich dus van verschillende kanten zien – en toont daarmee en passant een geschiedenis van dertig jaar presentatietechnieken. Prachtig is het doek waarop het centrum van Den Haag staat afgebeeld in grijze blokken. Met de Passage, op cartooneske wijze herkenbaar door zijn glazen dak. En het Tweede Kamergebouw, niet het ontwerp van OMA maar het gerealiseerde plan van Pi de Bruin. Uit de grijze schaduwen van het schilderij rijst een serie ranke torens op waaruit het stadhuis zou hebben bestaan, als het aan OMA had gelegen. De jury kende het ontwerp in 1986 de eerste prijs toe, maar het werd alsnog afgewezen en gepasseerd door het inmiddels als ‘ijspaleis’ bekend staande gebouw van Richard Meier. Het leek het einde van de samenwerking tussen OMA en Den Haag. Voorzichtig werd later echter weer toenadering gezocht. De opdracht voor het souterrain (tramtunnel in de volksmond) leek een goedmakertje voor het stadhuisdebacle. Ironisch genoeg is dit een weliswaar centraal gelegen, maar nagenoeg onzichtbaar project.

Het woord ‘onzichtbaar’, dat ook OMA-partner Floris Alkemade gebruikte in zijn openingsspeech, karakteriseert kernachtig de relatie tussen Den Haag en OMA. Hoewel de hoeveelheid materiaal op de tentoonstelling indrukwekkend is, zijn de meeste projecten in het stadsbeeld van Den Haag ‘onzichtbaar’: ongerealiseerd (het stadhuis, het Hilton hotel), onvindbaar (Dedemsvaartweg, Gogelweg), onopvallend verborgen achter historische gevel (Het Paard) of ondergronds (Souterrain/tramtunnel).

Het mag geen verbazing wekken dat juist Stroom zich inzet om deze onzichtbaarheid zichtbaar te maken, om de aandacht te vestigen op aspecten van Den Haag die niet alleen behoudend zijn. Zo veelzijdig als de tentoonstelling is, zo veelzijdig is ook Den Haag, stelt Stroom – de kunst is alleen om dit te tonen. Een van de middelen die Stroom hiertoe inzet is stroomtravel, een serie reizen door de stad. De reizen bieden telkens een nieuw perspectief op Den Haag en tonen plekken en bijzonderheden waar normaal gesproken aan voorbij wordt gegaan.

Op 7 juli voerde de OMA Stroom Travel langs gerealiseerde projecten zoals het NDT en de Tramtunnel, en langs locaties waar OMA op andere wijze bij betrokken is of is geweest, zoals de Binckhorst, het bedrijventerrein waarvoor OMA een masterplan ontwikkelt. De reis eindigde in het Paard van Troje – de door OMA verbouwde poptempel – met lezingen van stadsstedenbouwer Maarten Schmitt en Floris Alkemade van OMA. Maarten Schmitt, stadsstedenbouwer van Den Haag, liet tijdens de reis en zijn lezing duidelijk blijken dat de rol van OMA in Den Haag wat hem betreft nog lang niet is uitgespeeld. Het project op het Koningin Julianaplein, een enorm gebouw dat als een ‘vestibule’ tussen het station, het centrum en het Malieveld in ontworpen, wordt volgens Schmitt binnen afzienbare tijd gerealiseerd. Ook zinspeelde Schmitt op grote publieke opdrachten die wellicht nog voor OMA in het verschiet liggen in Den Haag.

De naam van de locatie voor deze lezingen spreekt boekdelen. Zoals volgens de legende in de buik van het Paard van Troje een krachtig leger verborgen zat, zo bevindt zich achter de monumentale gevels aan de Prinsegracht een staaltje krachtige architectuur. Den Haag lijkt stil en behoudend, maar achter oude gevels, in de buitenwijken, in de buik van de stad en (vooralsnog) in de laden van de beleidmakers, schuilt een legioen van formaat.