Feature

Voor de opbouw van het gezonde gezin

Het is vakantie: Nederlanders trekken massaal naar de Méditerranée of boeken een last minute naar een tropische bestemming. Slechts een klein percentage blijft in eigen land. En dat terwijl geen land ter wereld zo’n hoge dichtheid aan vakantiehuisjes heeft. Mieke Dings bezoekt deze zomer vier Nederlandse vakantieparken en schetst een beeld van hun ontstaansgeschiedenis. Deel twee gaat over Het Grote Bos in Doorn.

Een ‘magic’ bowlingbaan, verwarmd openluchtzwembad en Finse blokhutten: vrijwel niets op het vakantiepark Het Grote Bos (ontwerp/oprichting 1952) van Recreatie Centra Nederland (RCN) in Doorn verraadt de kerkelijke achtergrond. Hooguit enkele Ichtus-tekens op de bumpers van de geparkeerde auto’s of de aankondiging voor de zondagsdienst. Maar wie wat verder om zich heen kijkt, ziet aan de nabijgelegen christelijke instituten en bezinningscentra dat de kerkelijke invloed niet ver weg is.

Kerk en Wereld, een in 1945 door hervormde predikanten opgericht opleiding- en studiecentrum, stichtte hier in 1952 de ‘Stichting Recreatiecentrum Hydepark’. Het instituut wilde de rol van de kerk in de wereld nieuw leven in blazen en vond dat ze zich dan ook een mening moest vormen over het vraagstuk van de vrijetijdsbesteding. In plaats van passief toe te kijken hoe theater, bioscoop, biljart en sport de mensen verdierven, wenste Kerk en Wereld actief mee te werken aan een nieuwe levensstijl. Directeur F. Boerwinkel zag perspectief in een recreatiecentrum voor (ook niet-gelovige) gezinnen uit de kleine middenstand en de geschoolde arbeid, die tijdens hun vakantieperiode door middel van allerlei activiteiten zouden kunnen kennismaken met een ‘stijlvol Christenleven’.

Verspreiding van het evangelie was niet het hoofddoel; Kerk en Wereld richtte zich ook bewust op een breed publiek om daarmee stelling te nemen tegen de na de oorlog sterk toegenomen verzuiling. Op het programma stonden – behalve uiteraard een rustig samenzijn met het gezin in de bungalow en de mogelijkheid om over verdiepende onderwerpen te lezen – ook lezingen, goede(!) film, volksdans, koorzang, natuurstudie en handenarbeid. Activiteiten die de massamens tot meer verdieping en zelfverwezenlijking moesten leiden: ‘Hij wil er eens helemaal uit zijn, in een andere omgeving, andere mensen en dingen ontmoeten. Hij wil op reis, de weg op, van het bekende naar het onbekende. Hij wil uittreden uit het plichtleven van alledag en spelenderwijs binnengaan in het vrije en ongecompliceerde leven temidden van de rust en de ruimte van de natuur om eens tot zichzelf te komen, om weer eens te luisteren naar de stilte, om op te knappen, om zich beter, menselijker en meer waar te voelen’.¹

Werker in Kerkelijke Arbeid (WIKA) Theo Rijks bracht het idee van Boerwinkel ten uitvoer; landschapsarchitect J.T.P. Bijhouwer tekende een stedenbouwkundig plan en de – toen nog niet afgestudeerde – architect Cor Westerduin ontfermde zich over de plaatsing en het ontwerp van de bungalows. Volgens Rijks was een tent het beste middel om in contact te komen met de natuur, maar vormden de eenvoudige bungalows voor gezinnen een comfortabeler alternatief. In de plannen werd volledig gebruik gemaakt van de aanwezige paden. Daarlangs werden – althans in het noordelijk deel van het park – de strakke bungalows, in rijen en op enige afstand van elkaar, geprojecteerd. Aan de zuidwestzijde van het park zouden kampeervelden, een openluchttheater en sportvelden komen.

Door financieringsproblemen vond dit plan echter geen doorgang. Rijks had gehoopt op enthousiasme vanuit de Randstadgemeentes, die het mogelijk als een goede voorziening voor hun inwoners zouden zien. Dit enthousiasme bleef uit, waardoor de Stichting uiteindelijk noodgedwongen de plaatsing van bungalows door particulieren toeliet en met het kapitaal dat ze daaruit verkreeg ook zelf achttien huisjes uit standaardbetonplaten naar ontwerp van Westerduin plaatste. Daarvan laat het park er nu nog één staan, op uitdrukkelijke wens van de vaste huurders. Dit bungalowtje (ficus) telt zo’n twintig vierkante meter en was bestemd voor zes personen; het toilet was buitenom te bereiken. Inmiddels is het een tweepersoonsstudio geworden, die detoneert tussen de riante Finse bungalows van later datum.

Een apart hoofdstuk vormden de huisjes met rieten kap, waar verzekeringsmaatschappij Ennia (later Aegon) destijds al bekend mee was geworden. Op andere parken worden deze huisjes met succes onder het label ‘Hans en Grietje’ verhuurd. Het Grote Bos heeft er nog velen, een gevolg van Rijks’ voorliefde voor de romantisch witgeschilderde huisjes van de concurrent. De vierendertig ‘rietkappen’ werden in 1956 door een aannemer opgebouwd – het centrum had toen voldoende kapitaal om zelf de bouwopdracht te verstrekken – uit de goedkope B2 betonblokken die net op de markt waren. Ze bevinden zich in het westelijk deel van het park, waar uiteindelijk de meeste bungalows verrezen. Een kleine rondgang hier toont dan ook vrijwel de hele architectonische ontwikkeling van het park, van de ficussen tot de eigentijdse villa’s. Daartussen bevinden zich de ‘kubuswoningen’, eenvoudige bungalows van Duroxblokken die aan alle kanten uitbreidbaar en dus zeer flexibel waren, naar een ontwerp van Westerduin. In Nederland zijn er zo’n driehonderd van gebouwd, verspreid over zes van de negen parken van Recreatiecentra der Nederlandse Hervormde Kerk (RCNKH) waar Westerduin als architect bij betrokken was: naast het Grote Bos ook de Noordster in Dwingeloo (1958), het Trefpunt in Ermelo (1959), Toppershoedje in Ouddorp aan Zee (1960), de Flaasbloem in Chaam (1961), Roggeberg in Appelscha (1963), de Jagerstee in Epe (1965), de Potten in Sneek (1966) en Bergumermeer in Suameer (1977). De bungalows worden tot op de dag van vandaag uitgebreid en gerenoveerd en bepaalden tot voor kort de stijl van de RCN parken.

De snelle toename van het aantal parken leidde in de jaren zestig en zeventig tot interne discussies: de stichting vreesde voor een reputatie als ‘kerkelijk imperialist’ onder de bevolking en als ‘stinkende’ concurrent onder de particuliere exploitanten. Binnen de groeiende en zich professionaliserende vrijetijdsindustrie pasten de apostolaire ambities van de RCNHK niet meer. Ook bleek het moeilijk om vanuit de kerkelijke stichting (met bijbehorende toezichtorganen) een verantwoorde bedrijfsvoering te voeren. Uiteindelijk besloot de stichting in 1973 dan ook om als BV met sociaal-culturele uitgangspunten verder te gaan.

En zo moest ook Het Grote Bos mee in de vaart der volkeren. Inmiddels is een deel van de oude bungalows vervangen door ruime woningen die niet zouden misstaan in een Vinex-wijk. Het idee van de primitieve bungalow die leidt tot contact tussen mens en natuur, is ingehaald door de luxe van de eigen dvd-speler en sauna; het sterke gemeenschapsgevoel is evenals het openluchttheater, verdwenen. Van de voorspelling van Rijks, dat het recreatiecentrum op den duur de bindende, spirituele rol van de kerk zou overnemen en daarmee de ‘kathedraal van de toekomst’ zou worden, is niets terechtgekomen. Wat resteert is een mix van verschillende typen, vormen en kleuren tussen de dennenbomen en een goede dosis medemenselijkheid: een wonderlijk openluchtmuseum van bungalowarchitectuur en christelijke recreatiegedachten.