In het voorjaar verscheen een klein berichtje in de dagbladen: het eerste factory outlet centre van Nederland, Bataviastad in Lelystad, gaat wegens groot succes uitbreiden. De bestaande 14.000 m2 wordt bijna verdubbeld.
Ook al ben ikzelf allesbehalve een shopper sterker nog ik heb een enorme hekel aan winkelen mijn aandacht was getrokken: waarom zou een outlet centre juist in Lelystad een doorslaand succes zijn? Wie gaat daar nu naar toe? En waarom krijgt zon centrum eigenlijk een quasi-historische architectuur? Hoort dat bij de formule? Is het stiekem ideologie, of ongegeneerd en puur commercieel?
Bataviastad is een product van de ontwikkelaar Stable International en ontworpen door VHP. Attika Architekten zal verantwoordelijk zal zijn voor de uitbreiding. Op de website valt te lezen hoe Stable het concept van de factory outlet in Nederland tot een succes wist te maken understanding the Dutch consumer and their drive for bargains. Het centrum moest op redelijke afstand van major shopping conurbations worden gelokaliseerd, perfect bereikbaar zijn, voorzien van excellent parking met 2800 gratis parkeerplaatsen, en 7 dagen per week open. Triomfantelijk vervolgt de digitale portfolio: Understanding the legal systems and having an extensive lobby network at all political levels, Stable went about achieving what most believed to be the impossible. Hoewel het project bij oplevering aan Rodamco is verkocht, zijn de nieuwe uitbreidingsplannen door Stable geïnitieerd.
Een lege, zonnige zaterdagochtend bood de gelegenheid om zelf eens te gaan kijken naar dit commercieel succes in de polder. Eenmaal binnen in het outlet centre maakte de uitgestrektheid van de Flevopolder, en van het parkeerterrein, plaats voor een indruk van gemoedelijkheid en kleinschaligheid. Het outlet centre is geen overdekte shopping mall, maar een ommuurd complex met een overzichtelijke routing van straatjes en pleintjes met knusse gevels. Bij de ingang van het complex hangt zelfs een plattegrond alsof het een echt dorpje is. De ommuring met drie theatrale stadspoorten is niet alleen decoratief; binnen de muur heerst een geheel ander regime dan er buiten. De branchering is bijvoorbeeld strikt gereguleerd, net als het prijsbeleid. Weliswaar vormen de lage prijzen de sterke aantrekkingskracht van het centrum, de beheerder wil niet dat Bataviastad een dumpplaats wordt van goedkope producten. De openbare ruimte van de straatjes is bovendien zo schoon en keurig onderhouden niks kapot, geen graffiti of andere vormen van vervuiling die bij de echte stad horen (honden zijn dan ook niet toegestaan in het centrum) dat het bijna pijn doet aan je ogen.. Een andere attractie van Bataviastad is de aanwezigheid van twee bescheiden musea in de directe nabijheid ervan: het Nieuw Land Erfgoedcentrum (ontworpen door Benthem en Crouwel en recent uitgebreid door Atelier PRO) en de Bataviawerf waar historische schepen te bewonderen zijn, waaronder reconstructies van de Batavia en De Zeven Provinciën. Tezamen vormen de drie een cluster van leisure-activiteiten die blijkbaar genoeg dagjesmensen trekt om rendabel te zijn.
De komende uitbreiding van Bataviastad is een nieuwe stap in de leisure-ontwikkeling. Stable gaat namelijk behalve Bataviastad II ook Bataviahaven ontwikkelen. Bataviahaven is een tamelijk groot woningbouwproject (450 woningen) bestaande uit vijf woonblokken, inclusief parkeergarages, rondom een jachthaven, door Krier & Kohl ontworpen in quasi-historische collage-stijl. De grond van de Bataviawerf is inmiddels in handen van Stable, zodat met de uitbreiding van het outlet centre optimale integratie met het scheepsmuseum mogelijk wordt. Wat deze ontwikkeling zo opmerkelijk maakt, is dat stedenbouw, vastgoedontwikkeling, toerisme, educatie en geschiedenis hier bij elkaar worden gebracht in een marketingstrategie die voor Nederlandse begrippen ongekend is. Ze lijkt echter niet de uitkomst van een uitgekiend masterplan, maar min of meer toevallig tot stand gekomen.
Een paar zaken vallen op. Ten eerste de evidente oppervlakkigheid van de presentatie en de architectuur. Zo is op de website van Bataviahaven te lezen dat de ronde vorm van het havenfront is afgeleid van het koloniale Batavia en dat de oplopende steegjes tussen de blokken een verwijzing zijn naar het historische Amsterdam. Zou degene die dat heeft geschreven het zelf werkelijk geloven?
Ten tweede krijgt deze ontwikkeling ruimte in een economisch zwakke gemeente die relatief perifeer ligt en elke impuls goed kan gebruiken. Een ontwikkelaarsvriend legde mij uit dat Lelystad alleen met een dergelijk project als Bataviahaven, inclusief de architectuur, op de kaart kan worden gezet. Bovendien noemde hij het bekende argument dat dit is wat de mensen willen. Het zijn bepaald deprimerende opmerkingen. Waarom wordt oppervlakkigheid beloond, zelfs aangemoedigd? En waarom lijkt niemand dat erg te vinden? Er valt in ieder geval tegen in te brengen dat het gebruik van een quasi-historische architectuur door ontwikkelaars niet vanzelfsprekend is. Stable en Attika realiseren ook moderne architectuur, zoals de Trivium Outlet Mall in Etten Leur bijvoorbeeld.
Dat brengt me bij een derde vraag: hoe de architecten zelf een dergelijke omgang met de geschiedenis legitimeren. Van VHP en Attika weet ik het niet, maar Krier stond in zijn vroeger jaren bekend als een ideologisch geïnspireerde architect. Nu maakt hij eenzelfde contextloze architectuur als de door hem zo gehate modernisten. Vanuit een vakmatig oogpunt is zijn architectuur niet als historisch te begrijpen, hoewel ze wel gelegitimeerd wordt met verwijzingen naar historische voorbeelden en waarden. Zijn ontwerp is een scenografie die nogal kolderiek oogt met behoorlijk lompe detailleringen. Bovendien en dit is nog altijd een valide analyse, hoe neomarxistisch misschien ook Kriers timpanen en boogramen zijn uiteindelijk niet meer dan een aankleding van een laatkapitalistisch project en als zodanig ondermijnt het precies die waarden die Krier zegt te willen restaureren.
Het meest paradoxale echter blijft de kwestie van identiteit en hoe identiteit wordt gemaakt. Het cluster van attracties rond Bataviastad brengt verschillende, compleet tegenstrijdige benaderingen bij elkaar en geen shopper of ontwikkelaar in Lelystad lijkt er problemen mee te hebben. In het outlet centre koop je voor een prikje een identiteit middels een luchtje, sportschoenen of een nieuwe spijkerbroek. De musea maken tentoonstellingen en doen aan educatie. Ze verzorgen didactische programmas over de heroïsche ontstaansgeschiedenis van Nederland, de polders en de scheepvaart. Soms gebeurt dat op het karikaturale af. Je kunt er allerlei boekjes krijgen over Nederlandse eigenaardigheden als molens en klederdracht. Daarnaast hebben de Bataviawerf en het Nieuw Land Erfgoedcentrum ook serieuze wetenschappelijke functies en doen ze onder meer aan archeologisch onderzoek en archiefbeheer. In de bouwblokken van Bataviahaven ten slotte zullen de bewoners zelf heel direct vorm geven aan hun eigen leven inclusief de alledaagse beslommeringen die daarbij horen.
Hoewel geschiedenis en historische identiteit in alle onderdelen van dit Batavia-world een doorslaggevende rol spelen, vraag je je af of het inhoudelijk gezien er uiteindelijk ook maar iets toe doet, gezien de willekeurige vorm die ze aannemen. Ze worden niet omgesmeed tot één naadloos totalitair geheel waaruit je niet meer kunt ontsnappen (de angst en obsessie van de kritisch paranoïde marxist), maar ze worden in de verschillende omgevingen compleet anders operationeel gemaakt. Geschiedenis en identiteit blijken na het démasqué van de linkse ideologie alsnog maakbaar. Vanuit het huidige nihilistische perspectief dat zo populair is bij historici is het de vraag of dat erg is. Nochtans betekent het wel dat de geschiedenis in Nederland niet bijster betrouwbaar is.
Net buiten de poort van Bataviastad staat een beeld van Lely u weet wel, die beroemde zeevaarder die in China de eerste lading goedkope Nikes buitmaakte en naar ons kikkerlandje bracht.