Vijf ontwerpers, Jurgen Bey, Ineke Hans, Joris Laarman en Tejo Remy/Rene Veenhuizen, maakten vier installaties in en om het ABC Architectuurcentrum in Haarlem. Daan Schipper ging kijken en doet verslag.
In Haarlem staat een Architectuurcentrum. Dat mag ook wel, want in Haarlem wordt flink gebouwd en verbouwd. Getuige het nieuwe theater, het nieuwe muziekhuis en de verbouwing van de oude Enschede drukkerij waar ooit de mooiste bankbiljetten van Europa vandaan kwamen. Allemaal gelegen in het hart van de stad rond haar luisterrijke grote kerk.
Nu zult u zeggen: wat heeft dat met een tentoonstelling te maken van vijf productontwerpers? Tja, dat weet ik dus ook niet. Je zou zeggen dat een architectuurcentrum haar pijlen op dergelijke binnenstedelijke ontwikkelingen richt. Haarlem had jarenlang de best geconserveerde binnenstad (naast Urk en Marken). Nu ligt het centrum van de stad open alsof er een Rotterdamse stadsplanner langs is geweest, en daar is geen plaatje van te vinden in het ABC.
De opdracht aan de vijf productontwerpers (Jurgen Bey, Ineke Hans, Joris Laarman, Tejo Remy en René Veenhuizen) heeft de titel Ontwerpers maken Ruimte meegekregen. In de hele discussie rond het gemak waarmee productontwerpers, vanuit het product, uitspraken doen over ruimte is dit een nieuw hoofdstuk. De tentoonstellingmaker, Peter van Kester, is kunst en designhistoricus. Hij heeft dus genoeg redenen om design te isoleren en tot kunst te verheffen in een tentoonstelling. Of dit een onderdeel is van een grotere visie van het architectuurcentrum wordt niet duidelijk. Leuk is wel om te zien dat een deel van de ontwerpers de handschoen oppakt en een ander deel het geheel aan zich voorbij laat gaan. Voor de laatste geldt waarschijnlijk het motto producten maken de ruimte toch wel.
De tentoonstelling is leuk. Jurgen Bey lijkt mij hier eindelijk oprecht zichzelf, ik voelde me op bezoek in zijn studio. Zijn hersenspinsels hebben als een vriendelijke schimmel de wanden en vloeren in beslag genomen. Een uiterst integere manier om de opdracht te benaderen. Bijna zijn hele oeuvre is in schuimmodelletjes te bewonderen.
Ineke Hans bouwde in de binnentuin een speeltuig dat zo archetypisch aandoet dat zelfs de meest gecontroleerde oudere moeite moet doen om zich te bedwingen om niet even van het uitzicht bovenop te gaan genieten. Haar geliefde materiaal (gerecycled thermohardend kunststof) doet in deze constructie wel iets minder vervreemdend aan, maar daar lijdt het beeld geen moment onder.
Ook het hek van Joris Laarman kwam voor eerst in mijn beleving uit voor wat het is. Op beurzen was het totnogtoe een mooi product, maar nu het werkelijk een ruimte afkadert merkte ik de stedelijke kwaliteit pas op.
Alleen de bladerbank van Tejo Remy en René Veenhuizen was opgesteld als los stuk. Dat is jammer want op deze manier gaat de bank juist geen relatie aan met zijn omgeving. Had die dan in de kantine gezet. Producten moeten gebruikt kunnen worden, willen ze (iets van) de ruimte maken.
Al met al is het een tentoonstelling die de moeite waard is om te bezoeken. En als u dan toch de tocht naar Haarlem onderneemt, vergeet dan niet de nieuwe architectonische eyecatchers te bezoeken.