Sinds 1987 kennen we de Gids voor moderne architectuur in Nederland. Die gids groeide uit tot een van de best verkopende architectuurboeken in Nederland. Elke paar jaar verscheen een nieuwe editie met aanvullingen op de oorspronkelijke verzameling van 500 projecten. Inmiddels zijn er ruim 30.000 exemplaren van verkocht.
Met het bereiken van het slot van de twintigste eeuw diende zich de mogelijkheid aan de gids een meer definitieve vorm te geven. In 2004 verscheen de eerste editie van een nieuwe uitgave, de Gids voor hedendaagse architectuur in Nederland, waarin de nieuwe aanwas wordt verzameld, terwijl de oude gids werd omgebouwd tot de nu verschenen Architectuurgids Nederland (1900-2000). Alle projecten werden opnieuw bezocht en gefotografeerd en ditmaal in kleur afgedrukt.
De nieuwe gids bevat meer dan 1000 projecten en poogt een evenwichtig beeld te schetsen van de Nederlandse architectuur in de twintigste eeuw. De auteurs in hun voorwoord: ‘Er zijn in deze uitgave met name nieuwe objecten opgenomen uit het begin van de vorige eeuw, terwijl de selectie van de laatste decennia aanzienlijk kritischer is dan in voorgaande edities.’ De Architectuurgids is daarmee een echt naslagwerk geworden (met een index en bibliografie waarin een schat aan informatie zit verscholen), ook al wijzen de samenstellers erop dat door sloop en restauraties nog steeds selectiewisselingen te verwachten zijn.
Het is aardig om enkele van de mutaties te noemen dit is tenslotte toch het moment dat geschiedenis wordt geschreven. Nieuw zijn bijvoorbeeld de traditionalistische Linnaeushof in Amsterdam van Alexander Kropholer (1928), het eclectische Landhuis De Hooge Vuursche in Baarn van Ed. Cuypers (1912), het neo-gothische Kasteel De Haar in Haarzuilens van Pierre Cuypers (1912) en het Jugenstil Jachtslot Mookerheide in Molenhoek van Oscar en Henri Leeuw (1905). Co-auteur Piet Vollaard: ‘met dit soort toevoegingen wordt de huidige discussie over neotraditionalisme ook weer genuanceerd’.
Afvallers betreffen bijvoorbeeld Academie Minerva in Groningen van Piet Blom (1984), de Hogeschool voor Agrarisch Onderwijs, eveneens in Groningen, van Atelier Pro (1996), de woningbouwprojecten van Wiel Arets en Neutelings Riedijk in Tilburg (1995 en 1996) en winkelcentrum De Kolk in Amsterdam van Van Berkel & Bos (1996). Bij andere projecten heb je het gevoel dat ze de schifting slechts op het nippertje hebben overleefd: de treurig stemmende en zonder vervolg gebleven experimentele woningbouw van Jo Coenen aan de Vaillantlaan in Den Haag (1993), het banale winkelpretpark Batavia Stad van VHP in Lelystad (2001) of het Waterpaviljoen van Lars Spuybroek en Kas Oosterhuis op werkeiland Neeltje Jans (1997), toch met afstand Nederlands slechtst scorende project als we de verhouding tussen reistijd en architectuurtoeristische satisfactie in overweging nemen.
Van dergelijke plannen heb je sterk de indruk dat ze niet op eigen kracht deze top-1000 van de twintigste eeuw hebben gehaald, maar zijn opgenomen als gevolg van de rol die ze hebben gespeeld in ‘het debat’ op het moment van hun realisatie. En als er één punt van kritiek kan worden geuit op de verder uiterst nuttige en overtuigende architectuurgids, dan is het dat de context waarin projecten hun waarde en betekenis krijgen niet altijd doordringt tot de korte projectbeschrijvingen, die vaak neutraal van toon en descriptief van karakter zijn. De aanwezigheid van dit soort discutabele projecten herinnert aan een oude wijsheid: de architectuurkritiek is het voorportaal van de geschiedschrijving. En dus ook van de Architectuurgids Nederland. Wie zorgt dat hij vandaag in de belangstelling staat heeft morgen een verhoogde kans op erkenning.
Aan inhoudelijke verdieping is geen gebrek in de uitgebreide inleiding van de hand van Hans van Dijk. Met autoriteit zet Van Dijk de belangrijkste ontwikkelingen in een eeuw Nederlandse architectuur op een rij. Ook hier geldt dat het gestaag schaven aan dit overzicht een proces dat te volgen is in de verschillende edities uiteindelijk heeft geresulteerd in een voldragen betoog vol trefzekere uitspraken, een tekst goed passend bij de nieuwe omvang van de gids. Met een kleine 600 bladzijden past deze nu beter in een boekenkast vol vakliteratuur dan in een binnenzak.