Recensie

Glasarchitectuur

Vanaf eind van de 19de eeuw werd het eenvoudiger om glas in grote hoeveelheden en in grote formaten te maken. De Duitse schrijver Paul Scheerbart (1863-1915) gaat in zijn in 1914 verschenen Glasarchitektur uitgebreid in op de potenties van dit materiaal voor de vormgeving van een nieuwe architectuur. Het traktaat is nu voor het eerste in het Nederlands vertaald.

In Glasarchitectuur beschrijft Scheerbart een hele nieuwe wereld. Een wereld waar mensen wonen in glazen huizen, die ingericht zijn met glazen meubels, met tapijten van glasvezel, verplaatsbare wanden, automatische deuren en ruime veranda’s. Berglandschappen aangelicht door transparante hotels, parken met lichtgevende torens en allerlei andere glazen gebouwen in steden en dorpen zullen het landschap – waar auto’s en motorboten met glanzende, gekleurde glasvlakken, kleurrijk verlichte sneltreinen en ‘luchtvehikels’ uitgerust met schijnwerpers doorheen bewegen – een compleet ander aanzien geven. In praktisch opzicht zal een glasarchitectuur, mits dubbelwandig toegepast, stookkosten besparen, hygiënischer (geen ongedierte meer!) én brandveiliger zijn dan hout en baksteen, aldus een lyrische Scheerbart. Maar dat is niet alles, een glasarchitectuur met staalskelet zalbeter bestand zijn tegen een aanval van een ‘luchttorpedo’ dan een baksteenarchitectuur, omdat het minder schade zou leiden.

Scheerbart heeft grote verwachtingen van het effect dat een glasarchitectuur teweeg zal brengen. Glasarchitectuur zal de ruimtes waarin we leven het gesloten karakter ontnemen, het licht van de zon, de maan en de sterren zal niet slechts binnengelaten worden door een paar ramen, maar ook door buitenwanden die volledig uit gekleurd glas bestaan. Door glasarchitectuur zal een nieuwe natuur en een nieuwe cultuur ontstaan. De aarde zal een paradijs worden.

Glasarchitectuur is niet de enige publicatie van Scheerbart waarin de verheerlijking van een architectuur van glas centraal stond. Das graue Tuch und zehn Prozent Weiss is de romanversie van Glasarchitektur, die eveneens in 1914 verscheen. In het nawoord schrijft vertaler Herman van Bergeijk hierover: ‘In dit bizarre verhaal, een ‘Damenroman’, worden we ingewijd in de wereld van de glasarchitect Edgard Krug. Krug is een sterarchitect zoals we die tegenwoordig kennen. Zijn vrouw heeft hij contractueel aan kledingvoorschriften gebonden waardoor zij steeds contrasteert met zijn bonte gebouwen en deze beter doet uitkomen. Zijn reputatie is geheel te danken aan de talloze glasgebouwen die hij overal in de wereld heeft gebouwd en die onze planeet ’s nachts doen oplichten als een ster. De glasarchitect transformeert de aarde tot een lichtgevend lichaam. Alles wat in Glasarchitectuur ter sprake komt heeft in das graue Tuch een verwerkelijking gevonden.‘

Scheerbart raakte bevriend met de Duitse expressionistische architect Bruno Taut (1880-1938). Glasarchitectuur was dan ook aan hem opgedragen.

Taut realiseerde Scheerbarts droom met een bijzonder paviljoen dat in het voorjaar van 1914 te zien was op de Werkbundtentoonstelling in Keulen. Dit gebouw, het Austellungspavillion der Glasindustrie, is een sleutelwerk uit de Internationale geschiedenis van de architectuur.

Het ronde paviljoen, opgetrokken uit glas en beton, met een glazen puntig toelopende koepel, laat zich moeilijk beschrijven. Het moest lichamelijk en geestelijk worden ervaren. Het was ontworpen als een stijgende en dalende tocht door een wereld van licht en vloeibaarheid. Het interieur moet overweldigend zijn geweest met zijn vele kleuren, het overvloedige licht, en de aanblik en het geluid van een waterval. Het licht dat naar binnenscheen door de dubbelwandige koepel met ingebouwde prisma’s en gekleurd glas, werd aangevuld met gekleurde verlichting uit een mechanische caleidoscoopWanden en vloeren waren bekleed met gekleurd mozaïek

Op het fries stonden een aantal aforismen over glasarchitectuur die waren bedacht door Scheerbart. De meeste daarvan hadden het karakter van tamelijk simpele reclameteksten, als ‘Glück ohne Glas/ Wie dumm ist dass’. Enkele aforismen maken echter duidelijk hoe Scheerbart, en met hem Taut, er van overtuigd waren dat gekleurd glas kon bijdragen aan een groter geluk van de mensheid. Het is dan ook niet voor niets dat het aforisme ‘Das Bunte Glas/Zerstört den Hass’ boven de ingang van het paviljoen gebeiteld werd. De heilzame werking van het gekleurde glas diende te worden versterkt door het kristallijne, gefacetteerde karakter van de architectuur.

Tauts werk uit de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog is op te vatten als een ode aan Scheerbart. Dat geldt niet alleen voor de eerste nummers van zijn avant-gardetijdschrift Frühlicht, maar ook voor zijn boek Alpine Architektur uit 1919 waarin hij glazen gebouwen, met name hotels, presenteert als de bekroning van berglandschappen. De faam van Scheerbart onder architecten was hierdoor definitief gevestigd. Dit alles resulteerde in tal van utopische ontwerpen voor een glasarchitectuur en in een boeiende briefwisseling die Taut in de jaren 1919-1920 met collega’s als Walter Gropius, Hans Sharoun, Wassily Luckhardt, Hermann Finsterlin en Wenzel Hablik, onder de naam die Gläserne Kette, voerde over een toekomstige architectuur.

Nadat Taut in 1921 stadsarchitect van Magdeburg werd, ging hij architectuur op een meer pragmatische manier benaderen. Er kwam een einde aan de fantasievolle, op Scheerbarts boek geïnspireerde ontwerpen. In een nog latere fase van zijn leven nam Taut zelfs geheel afstand van zijn utopische architectuurvoorstellen door ze af te doen als een Epidemie der Geistesstörung, veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog.

Glasarchitectuur is een boek dat zich nog steeds met veel plezier laat lezenVanwege de invloed van Paul Scheerbarts gedachtegoed op het werk van Bruno Taut de andere Duitse expressionistische architecten is Glasarchitectuur bovendien belangrijk als historisch document.