Recensie

MVRDVs driedimensionale stedenbouw

Wat is de capaciteit van de planeet aarde? Hoe kunnen we klimaatveranderingen weerstaan zonder al te veel welvaart in te leveren en in welke richting moeten we zoeken voor oplossingen voor het toenemende ruimtevraagstuk? Met een imponerende hoeveelheid data laat het onlangs verschenen reuzenboek KM3 van MVRDV een hoeveelheid plannen zien die tezamen de weg moeten plaveien voor een oplossing in de vorm van een denkbeeldige driedimensionale stad, luisterend naar de naam KM3.

KM3 excursions on capacities is bedoeld als opvolger van het in 1998 verschenen en inmiddels uitverkochte FARMAX, waarvan een tweedehands eerste druk op internet inmiddels al vele honderden euro’s waard blijkt te zijn. FARMAX was een zoektocht naar de mogelijkheden voor leven in extreem hoge concentraties. Dichtheid creëert immers leegte elders. De voorgestelde maximale verdichting moest tevens leiden tot een maximale mix aan functies. FARMAX was tegelijk ook provocerend bedoeld als statement tegen de suburbane (Vinex) middelmaat. KM3 wil een stap verder gaan door deze maximalisatie verder te optimaliseren, een zoektocht voorbij alle grenzen.

Het besluit om geen collectie van zeven afzonderlijke ‘mini boeken’ te maken over de ontwikkeling van de 3D-city, maar alles te combineren tot één bundel, aangevuld met tientallen projecten, heeft geresulteerd in één massief werk dat qua dikte alle eerder verschenen architectuurboeken lijkt te willen overtreffen. Inde inleiding wordt het boek gepresenteerd  als ’telefoonboek’ en ‘handleiding’ voor een driedimensionale stad met als naam KM3. Deze hypothetische 3D stad wordt samengesteld uit een expanderende wereld vol informatie en data.

MVRDV wil met KM3 een plaats verwerven  tussen de utopische werelden van Le Corbusier (Ville Contemporaine), Buckminster Fuller (Cloud 9), Yona Friedman (Ville Spatiale), Kenzo Tange, Superstudio en andere helden. In tegenstelling tot deze grote namen projecteert MVRDVs 3D stad echter geen sexy beelden die op het netvlies blijft hangen. De 3D stad is een amorfe ideologie; een vormloze verzameling te ordenen data.

De stad KM3 ontkent schaarste en stelt dat overbevolking van de planeet niet aan de orde is. Door een schijnbaar oneindige stapeling kan de capaciteit van de stad eindeloos vergroot worden. In het hoofdstuk Capacity wordt gesteld dat door sprawl de wereld vandaag als één universele stad te ervaren is. Deze groeiende ruimteclaim van de mensheid is vervolgens als uitgangspunt genomen voor een zoektocht naar nieuwe capaciteit. Deze ruimte wordt gevonden door een nieuwe programmatische huid rond de aarde te trekken die plaatselijk aan kan zwellen tot enkele kubieke kilometers (!). Met gebruikmaking van onbenutte ruimten in woestijnen, in oceanen, ondergronds en in de lucht kan een driedimensionale stad ontstaan. De dichtheden binnen deze driedimensionale stad zijn afhankelijk van locale, sociale, politieke en economische omstandigheden en wijkt daarmee slechts weinig af van de realiteit.

De concepten voor 3D-city en het bekendere Pig-city, ook van MVRDV, ontlopen elkaar niet veel. De sociale dimensie die in FARMAX nog wel aanwezig was, ontbreekt in KM3. Er wordt uitsluitend naar ruimtelijke oplossing gezocht. De vraag of mensen wel zo dicht op elkaar willen leven lijkt onbelangrijk. Het boek stelt daarentegen wel de interessante vraag of we onze consumerende levensstijl niet moeten veranderen. Het opent  met een opsomming van apocalyptische rampen die ons te wachten staan: verdwijnende gletsjers, bosbranden die steden bedreigen, overstromingen. De hierna voorgestelde oplossingen lijken verrassend eenvoudig. De compacte stad kan nog veel compacter, de fiets moet weer een belangrijk vervoermiddel worden, evenals de trein en we moeten massaal overgaan op niet-fossiele energiebronnen.

Het hoofdstuk world of regions schetst vervolgens terecht het grote belang van de regio in een globaliserende wereld. Ook binnen de wereldomvattende 3D-stad is ruimte voor regionale specialisatie en bovendien blijkt er veel ruimte voor bottom-up initiatieven. In het hoofdstuk everyone is a citymaker wordt gesteld dat met GIS technologie en voor iedereen toegankelijke data specialisten overbodig worden: iedereen is een stedenbouwer! De tijd is rijp voor planologische software waarmee iedereen invloed kan uitoefenen op een toekomstige wereld. De bij het boek geleverde software, de Climatiser en de Optimixer, geven alvast een voorproefje. Na invoering van de nodige parameters, zoals ‘kies je ideologie’, kan een virtueel toekomstbeeld gesimuleerd worden.

Behalve een toekomstvisie is KM3 tegelijk bedoeld als overzichtswerk van  wat MVRDV de afgelopen vijf jaar geproduceerd heeft. Naast gerealiseerde projecten worden tientallen studies en experimenten getoond, onder andere gemaakt door studenten aan het Berlage Instituut. Niet al deze projecten draaien om verdichting of functiemening, wat de strekking van het boek vertroebeld. De bizarre mix van fictie en realiteit ontkracht het statement dat gemaakt had kunnen worden.

Hierdoor en door de absurde omvang van dit ’telefoonboek’ raakt men al snel het overzicht kwijt. De inhoud van de verschillende studies en ontwerpen lopen sterk uiteen en de, overigens prachtige, afbeeldingen zijn zo talrijk dat het snel gaat duizelen waardoor de kern van het boek uit het zicht raakt. De toegevoegde DVD lost dit probleem grotendeels op. Na het bekijken van een twintigtal magnifieke filmpjes wordt men meegezogen in een surrealistische wereld bestaande uit grote hoeveelheden data die samensmelten tot vormen. Gebouwen schieten als levende organismen uit de grond en buigen zich sierlijk tot iconische virtuele beeldhouwwerken, op de achtergrond klinkt de nodige futuristische synthesizermuziek.

De optimistische zoektocht naar de grenzen van het menselijk kunnen eindigt outer space met de Space Neufert. Met deze excursie buitengaats plaatst KM3 zich definitief in de categorie sciencefiction.

Het is een fascinerend boek maar KM3 roept meer vragen op dan ze beantwoord. Neemt de computerplanologie (form follows data) de taak van de architect over? En hoe menselijk is deze, vooralsnog virtuele, door computers en dataverzamelingen bepaalde wereld? Het geloof in maakbaarheid door inzet van de computer lijkt onwaarschijnlijk groot. Is het boek misschien toch ironisch bedoeld?