Aan de rand van het Noord-Groningse dorp Oldehove realiseerde architectenbureau Scheffer & Van der Wal in nauwe samenwerking met de opdrachtgevers een woning als een maatkostuum.
De woning is, vergeleken met de gangbare bouwwerken die in particulier opdrachtgeverschap tot stand komen, opmerkelijk. Nu eens niet een stijlsaus over een verder traditioneel type, maar een expressief vormgeven aan de specifieke wensen van de opdrachtgevers: intieme, met elkaar verbonden ruimtes die optimaal gebruik maken van het uitzicht over het open Groninger land. De locatie is er ook naar: een hoekkavel in een klein uitbreidingsplan aan de zuidkant van het dorp met blijvend – in Groningen betekent dat nog heel lang – uitzicht over de velden.
De entree bevindt zich aan de straat, tussen het hogere deel met de woonfuncties en het lagere, met hout beklede deel dat het atelier en de bergruimte bevat. Vanaf de entree leidt een route architecturale langs de keuken, de woonkamer op split level niveau, naar de slaapverdieping. Alle ruimtes staan met elkaar in open verbinding maar zijn desgewenst door middel van schuifwanden te scheiden. In de keuken, de woonkamer en de slaapkamer is de wand gericht op het landschap steeds geheel van glas. Hierdoor is dat landschap in de beleving continu aanwezig. In de keuken is het zicht gericht op de naastgelegen sloot, in de hoger gelegen woonkamer is het blikveld breed en ver en in de slaapkamer meer ingekaderd. Door het toepassen van brede kozijnstijlen en kalven en dito stalen profielen aan de buitenzijde blijven de ruimtes toch in zekere zin intiem; de ruimte vloeit niet weg. De materialisatie aan de binnenzijde draagt hier ook toe bij. De muren zijn allemaal van – nog á la Dom van der Laan met cementpap te besmeren – gevelsteen (heerlijk, geen kalkzandsteen of Gibo) en de trap is van betonnen bloktreden gemaakt en voorzien van een stalen leuning. Nergens wordt de detaillering ‘woningbouwachtig’, waardoor er een bijna kasteelachtige sfeer ontstaat, zeker in combinatie met de gemetselde open haard en de gelakte multiplex dakplaat.
Het is de dubbelzinnigheid die de woning rijk aan ervaringen maakt. De intimiteit tegenover met het oneindige uitzicht, de openheid samen met de ruwe materialen, de enorme glasvlakken in combinatie met de brede kozijnstijlen. Het is duidelijk dat de architect niet één concept heeft opgelegd aan het plan en aan de bewoners, maar al werkend en discussiërend tot het gebouw is gekomen. Volgens architect Wicher van der Wal zijn de opdrachtgevers dan ook voor de helft verantwoordelijk voor het ontwerp. Juist in de nauwe samenwerking tussen architect en toekomstige bewoners kan het zijns inziens komen tot betekenisvolle architectuur.
Van een afstand valt de woning op door zijn afwijkende vorm tussen de projectmatige tweekappers en traditionele vrijstaande woningen. Door het luie dak en de brede daklijsten manifesteert het zich meer als een boerderij dan als een woning. Het is bovendien de enige woning van het dorp die zich – ondanks het keukenraam naar de straat – volledig richt op het landschap. De andere woningen zijn op een vanzelfsprekende manier op het dorp gericht en het uitzicht is min of meer toevallig. Bij dit woonhuis is sprake van een fundamentele omkering van het wonen in een dorp. Voor de bewoners is het zicht op het landschap en de Martinitoren van de stad Groningen de reden om hier te gaan wonen. Het landschap wordt hiertoe zelfs in de tuin doorgezet tot aan de woonkamer. De woning is uiteindelijk een uitzichtmachine die het omringende weiland – koeien en schapen incluis – claimt als ‘glacis’, het schootsveld van het uitzicht. Dat is wellicht niet storend voor de betrokkenen, maar roept wel de voor stedenbouwers en architecten interessante en fundamentele vraag op of het landschap nog een economische functie heeft of dat het slechts decor is voor een ontspannen wonende stedeling.