Onderzoeker en ontwerper Ekim Tan uit Istanbul woont op dit moment in Rotterdam en bereidt een promotieonderzoek voor aan de Technische Universiteit Delft. Ze hield op verzoek van ArchiNed een dagboek bij tijdens het International Forum on Urbanism dat afgelopen oktober werd gehouden in Peking.
17 oktober, dinsdag
‘Noedels of Magnum?’ De stem van de stewardess lijkt van heel ver te komen. Wat een keus, denk ik slaperig. Ik slurp mijn noedels naar binnen en bewonder de eindeloze kaneelkleurige Gobi woestijn onder me. De vele Chinese vrienden die ik ken van mijn studie hebben me razend nieuwsgierig gemaakt naar hun land. Maar ik verheug me vooral op het IFOU (International Forum on Urbanism), een academische bijeenkomst over het ‘heruitvinden van stedelijke identiteit’. Peking wat een plek voor een congres over de voortdurende confrontatie tussen modernisering en regionalisering!
De taxichauffeur wijst trots naar het indrukwekkende Vogelnest van Herzog & de Meuron, de toekomstige blikvanger van de Olympische Stad van 2008. China is inderdaad het land waar alles in alle opzichten hoger en groter is: afmetingen, aantallen, snelheid, geluid Tijdens de openingsceremonie, op een nogal basale universiteitslocatie, heten de hot shots van de TU Delft, de universiteit van Tsinghua en de NTU Taipei iedereen welkom. De helft van de gezichten ken ik. Er waait hier duidelijk een Delftse wind. Dan word ik verrast door onmiskenbaar Turks: Een Duitse urbanist en hoofd van de afdeling planologie van de stad Berlijn spreekt me aan in mijn moedertaal. Om de een of andere reden heeft hij gestudeerd aan ‘mijn’ METU Universiteit in Ankara. Hij geeft me zijn kaartje. ‘Kan altijd van pas komen,’ zegt hij erbij. Samen met een voormalige klasgenoot uit Nederland die nu in Sjanghai voor KuiperCompagnons werkt, verorber ik mijn eerste pekingeend, omringd door een menigte glimlachende Chinese meisjes.
19 oktober, donderdag
Het is niet niks om constant van de ene bijeenkomst naar de andere te rennen en te vissen naar zoveel mogelijk noemenswaardige presentaties binnen zeven parallelsessies. Maar het hele gebeuren is nogal bizar; ik weet dat ik in een andere wereld ben, maar ik krijg er niet meer van mee dan wat flarden (van hotel naar conferentiezaal), en de rest bestaat vooral uit lezingen van Delftse onderzoekers. Ook de panelen over de geschiedenis van de Nederlandse architectuur, die altijd op de begane grond van Bouwkunde in Delft te zien zijn, hangen nu in de hal van het conferentiegebouw in Peking. Zelfs de aanwezige Chinese studenten zijn vooral geïmporteerd vanuit de Delftse TU. Waar zijn de studenten van Tsinghua?
En hoe zit het nu met China? Is er enig consequent en bewust locaal verzet geworteld in de Chinese regios dat in opstand komt tegen de vervlakkende krachten in China en daarbuiten? Net als de andere deelnemers word ik steeds benieuwder hoe dit zich bliksemsnel ontwikkelende land daarmee omgaat. Opvallend in de presentaties door Chinese onderzoekers was de nogal gepolariseerde onderzoekssfeer: óf regionalisering werd puur gezien als behoud en herhaling van het bestaande, óf globalisering werd omarmd zonder enige kritiek. Weer dat ‘noedels of Magnum’ dilemma. Het is niet makkelijk om tot een betekenisvolle synthese te komen van een regionaal geliefde soep en een wereldberoemd ijsje.
Vandaag wordt ook mijn stem gehoord in Peking. Mijn eerste ervaring met een groot congres als beginnend onderzoeker: ‘Stop Ekim, nog 5 seconden!’ Kees Duivesteijn waarschuwt zonder genade na een paar minuten, terwijl er nog zoveel meer te zeggen valt Dat krijg je wanneer als nevenactiviteit naast het forum 24 posterpresentaties in 45 minuten moeten worden geperst.
18 oktober, woensdag
Om zes uur word ik gewekt door een mengeling van het geluid van bouwwerkzaamheden en de ochtendvoorbereidingen van het hotelpersoneel die nog het meest aan een militaire training doet denken. De stad is letterlijk een bouwput. Te voet op weg naar de conferentiezaal kom ik erachter dat één seconde dagdromen enorme risicos met zich meebrengt in deze opstopping van mensen, fietsen, mensen op fietsen met torenhoge vrachten, driewielers, motoren, autos, vrachtwagens en bussen. Ik ben aardig wat wilde wandelingen gewend van Istanbul, maar dit is een heel ander verhaal
Het forum begint. Liangyong Wu, gerespecteerd hoogleraar aan de universiteit van Tsinghua, legt het oude generieke Chinese concept uit van de ‘ideale vorm van de koninklijke stad’. Hij noemt bijvoorbeeld de mysterieuze methode van de negen vierkanten die wordt gebruikt voor de morfologische organisatie van Peking. Waarom negen? Mijn bovengemiddeld rationele achtergrond protesteert. Ik heb waardering voor zijn bekroonde Juer Hutong project in Peking, een middelhoge wijk waarin traditioneel Chinese binnenplaatsen zijn vertaald naar de woonomstandigheden van nu. Dit project raakt precies een toon die ik graag meer zou zien in China, vooral in plaats van de vervreemdende architectuur van de Internationale Stijl waar de kernen van de Chinese metropolen mee zijn volgebouwd. (Op de een of andere manier intrigeerde de planologische aanpak met de negen vierkanten me. Mijn Chinese vrienden bleven het precieze antwoord schuldig. Later ontdekte ik dat China vanaf 400 voor Christus een systeem van landverhuur kende. Een groot vierkant stuk land werd gelijk verdeeld in negen stukken, waarvan de acht buitenste aan slaven werden toegewezen, terwijl het centrale deel eigendom was van de landheer. Het werd voor hem bewerkt door de acht slaven.)
De volgende spreker is Alexander Tzonis die het slaperige jetlag-publiek prima wakker weet te houden. Hoe kan het ook anders met iemand die zijn carrière begon in het theater en bij de film? Volgens zijn presentatie ‘Pieken en dalen in een vlakke wereld’ leidt regionalisering tot regionale diversiteit, en biedt het daardoor een tegenwicht voor de vervlakkende macht van globalisering. Globalisering en regionalisering zijn lange-termijn- en complementaire krachten in de wereldarchitectuur. Zonder wrijving tussen die twee, voegt hij toe, is een gebrek aan diversiteit en dus aan creativiteit onvermijdelijk.
Zorgen globale krachten inderdaad per definitie voor vervlakking, zoals Tzonis beweert? Of kan Mondialisme (zoals ik het liever noem) van pas komen bij het vaststellen van nieuwe en onverwachte pieken en dalen? Wat zouden die pieken en dalen zijn in het geval van China? Zal China in de toekomst de nieuwe macht worden die ervoor zorgt dat de hele wereld vervlakt? Dat zijn de gespreksonderwerpen als we s avonds ons Tsingtao bier drinken aan de tafel met ronddraaiende gerechten.
20 oktober, vrijdag
‘Beijing Manifest’ is het hoofdgerecht van deze slotdag. Terwijl de sessievoorzitters ietwat warrige stellingen poneren, dient zich een serieuze vraag aan: ‘Zouden we ooit een manifest kunnen opstellen met deze groep mensen met uiteenlopende meningen?’ Ik ben in feite getuige van een klassiek Nederlandse polderdiscussie over typische polderstellingen over regionalisering en globalisering, een polderdiscussie die uitgerekend plaatsvindt in China, het land van de marginale meningen. Al voor afloop van het debat volgt een andere verhitte terminologische discussie: zou het niet beter zijn om het woord ‘debatteren’ te vervangen door ‘onderhandelen’? Voor mij is het toppunt (na drie dagen discussie over identiteit) Tzonis opmerking dat hij de term ‘identiteit’ uit het manifest wil schrappen. (Het manifest lezen? Ga naar de IFOU website; maar op het moment dat ik dit schrijf, moet het nog steeds gepubliceerd worden.)
Er is veel te zien voor vertrek. Het 1:750 schaalmodel van de hele stad in de Planning Exhibition Hall, de bouw van Koolhaas’ immense CCTV toren, en uiteraard het Olympisch dorp In deze stad is het onmogelijk om ook maar een seconde het aanstaande sportevenement van 2008 te vergeten: van de levensgrote billboards en de enorme schermen met futuristische animaties van Peking, indrukken van kunstenaars en Photoshop posters, tot een gigantisch aftelscherm op het Tianmenplein. Alles staat in het teken van die klok. Natuurlijk zijn hutongs een must. Verrassend om in deze traditionele huizenblokken de snel in aantal groeiende hippe, luxe hotels, restaurants en massagesalons te ontdekken die in het Engels adverteren.
Dan door naar Sjanghai, dat voelt als een mengeling tussen Istanbul en Manhattan. Woorden schieten tekort om het bizarre, gloednieuwe Holland Village te beschrijven, een van de negen nieuwe plaatsen rondom deze mega-stad. ‘Creativity Holland’ en oranje tulpen staan op vlaggen en billboards. De solide betonnen windmolen, de enorme houten klomp, de Amsterdamse hoofdstraat met half-‘originele’ en half-monumentale marmeren gevels, en een ’typisch Nederlands paleis’ zijn min of meer af, de rest wordt in rap tempo gebouwd. De Bund, de Pudong hoogbouwwijk en de eindeloze shopping malls kun je haast niet missen. Minder opvallend en interessanter zijn gebieden als M50, de Rode Stad en No 1 Fabrieken, stuk voor stuk gerenoveerde fabriekscomplexen die onderdak bieden aan kunstenaars, ontwerpers en een paar winkels en entertainmentlocaties. Terwijl Nederlandse steden eindeloos discussiëren over het vormgeven aan ‘broedplaatsen’ voor de ‘creatieve klasse’ is het inspirerend om te zien dat diezelfde ontwikkelingen al met succes gerealiseerd zijn in Sjanghai.
Een ding staat vast: China blijft boeien. Maar hoeveel heb ik er nou werkelijk van gezien? Het is als in het oude Chinese verhaal: ik voel me als de blinde man die één deel van de olifant aanraakt en probeert te raden wat het is. Is het een boomstronk? Of een tuinslang?