Feature

Het publiek maken van ruimte

De toenemende verschraling van de openbare ruimte maakt volgens Saskia Sassen een zoektocht naar manieren waarop deze ruimte nog tot gemeenschappelijke ervaringen kan leiden noodzakelijk. Zaterdag 18 november gaf zij een lezing getiteld Publieke interventies in de Balie in Amsterdam. Sassen schreef onder deze titel een essay voor Open nr. 11 met als thema hybride ruimte, dit tijdschrift werd bij aanvang van de avond gepresenteerd.

Saskia Sassen, Professor Sociologie aan de Universiteit van Chicago en Professor aan de London School of Economics, is gespecialiseerd in veranderingen die de stedelijke ruimte ondergaat door globaliserings- en digitaliseringsprocessen. Naar aanleiding van eerder verschenen en volop geprezen boeken als The Global City, Cities in a World Economy en haar onlangs verschenen nieuwste boek Territory, Authority, Rights: From Medieval to Global Assemblages waren de verwachtingen hooggespannen en was haar lezing uitverkocht. Hoewel haar verhaal interessante fenomenen van de hedendaagse stad behandelde en Sassen een helder en geëngageerd spreker is, leidde haar verhaal tot weinig nieuwe inzichten over de betekenis van het publieke domein.

‘De menselijke ervaring staat onder druk van de massieve architectuur van wereldsteden en de dichtheid van (digitale) infrastructuren die ten dienste staan van het internationale kapitaal en de wereldeconomie. Hiertegenover moeten ontregelende verhalen worden geproduceerd, die het lokale en tot zwijgen gebrachte zichtbaar maken en nieuwe vormen van ‘bescheiden publieke ruimten’ doen ontstaan’, aldus Saskia Sassen. Zij typeert de hedendaagse grote stad als een ‘grensgebied’ waar een enorme verscheidenheid aan mensen bij elkaar komt. De tegenstelling tussen de gigantische infrastructuren en gebouwen van de wereldeconomie en de mensen en terreinen die daar geen deel van uit maken, wordt steeds manifester. In tegenstelling tot het tijdperk van het kolonialisme, toen voornamelijk derde wereldlanden onder de zich uitbreidende westerse economie leden, legt het wereldkapitaal momenteel een steeds grotere claim op de stedelijke ruimte. Zo wordt de stad het terrein waar uitersten elkaar tegenkomen. De stad is een gebied van confrontaties geworden en is bij uitstek de plek waar een nieuwe ‘informele’ politiek kan worden gemaakt, dit in tegenstelling tot de grote schaal een regio of land.

beeld: Transgressive Architecture

boven: Logo Reclaim the Square, 2006

Met klem onderscheidt Sassen publiek toegankelijke ruimtes van publíeke ruimtes. Publieke ruimtes zijn ruimtes die publiek gemaakt worden, ‘publiek maken’ in de zin van het ‘creëren van bescheiden publieke ruimten, tot stand gebracht via gebruikerspraktijken en kritische architectonische interventies op kleine of middelgrote schaal… door wat ze in de ruimten doen zijn het uiteindelijk de gebruikers die uiteenlopende soorten van publiekheid creëren.’ In de huidige stad beleeft de publieke ruimte een crisis die voortkomt uit de toenemende vercommercialisering, ‘verpretparking’, privatisering, controle en beheersing. Mensen verworden er tot geleide, beschermde, bewaakte en gecontroleerde consumenten. Aan de publieke ruimte valt maar weinig werkelijk publieks te beleven. Het is de vraag of er in deze veranderende stedelijke omgeving nieuwe mogelijkheden ontstaan voor publiek handelen, participeren en interveniëren. Sassen kijkt daarvoor hoopvol naar bescheiden en tijdelijke artistieke interventies in de restruimtes van het stedelijk landschap, de terrains vagues, zoals bijvoorbeeld Transgressive Architecture ze uitvoert. Transgressive Architecture onderzoekt sinds 2001 de sociopolitieke en architectonische grenzen van publieke ruimte in Londen. De groep volgt de voortschrijdende opschoning van Londens publieke ruimtes en de uitsluiting van urban nomads; daklozen, straatverkopers en bedelaars die van straten en pleinen worden geweerd, de nachtelijke sluiting van parken, het verwijderen van de sex-industrie uit Soho en het ontstaan van ‘zero-tolerance’ zones. Het werk van Transgressive Architecture vormt zowel een kritiek op, als een poging om deze situaties te veranderen middels stedelijke interventies, kunst- en ontwerpprojecten, schrijven, het samenstellen van tentoonstellingen en lesgeven. Eén van de interventies die zij ondernamen betrof het uitspreiden van beddengoed in publieke ruimtes waar daklozen niet meer welkom waren.

Sassen neemt het op voor krakers, illegalen en de homobeweging. Zij is gecharmeerd van mensen die middels artistieke interventies in de restruimtes van het grootkapitaal door kleine events en acties een zekere collectieve ervaring teweegbrengen die los staat van economische belangen. Sassen blijft hier steken waar schrijvers als Hakim Bey (schrijver van TAZ, De Tijdelijke Autonome Zone) begin jaren ’90 van de vorige eeuw hun essays begonnen. Bey propageerde het benutten van de gaten van het systeem om er eigen werkelijkheden te creëren. Deze ‘dropping out strategie’ biedt veel vrijheid en haalt de opstand binnen ieders bereik, maar laat tevens de mogelijkheid om de ontlopen wereld op de één of andere wijze te verdraaien of te beïnvloeden achter zich. Ook Arnold Reijndorp – één van de panelleden van het slotdebat en schrijver van het boek Op zoek naar nieuw Publiek Domein – vindt Sassens zoeken naar de nieuwe publieke ruimte in de terrains vagues van de hedendaagse stad problematisch. Hij vraagt zich af wat deze bescheiden ‘romantische strategieën’ kunnen betekenen voor de realiteit van winkelcentra en vliegvelden. Reijndorp suggereert dat misschien juist het gericht beheersen van publieke ruimte het ‘maken’ van publieke ruimte mogelijk maakt; doordat een park andere regels kent dan een plein kun je er dingen doen die je op een plein niet mag doen, en andersom.

Sassen ontsloot met haar lezing terreinen die binnen de sociologie wellicht nieuw zijn maar die voor kunst, architectuur en stadsontwerp nog weinig opzienbarend zijn. Hoewel haar zoektocht naar publieke ruimte van groot belang is in een tijd waar die ruimte met de dag lijkt te verschralen, bood haar lezing weinig aanknopingspunten voor het denken over vernieuwende strategieën.