Feature

Tijd is rijp voor omslag in de zorg

Gevraagd: architecten met frisse ideeën, opdrachtgevers met visie en ontwikkelaars met durf. Samen kunnen zij mooie dingen realiseren voor zorgconsumenten, senioren en mensen met een beperking. Die nieuwe namen voor patiënten, ouden-van-dagen en gehandicapten duiden al op een stille revolutie. Onlangs vond een congres plaats over ‘Vormgeving van zorginstellingen’.

‘In heel Nederland staat geen enkel zorggebouw waarvan je kunt zeggen: daar staat een culturele uiting waaraan ik iets kan ontlenen, een kunstwerk.’ Woorden van Wytze Patijn, voormalig Rijksbouwmeester en huidige decaan van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Zijn uitspraak – van alweer enkele jaren geleden – werd onlangs aangehaald door Hedy D’Ancona op het congres Vormgeving van zorginstellingen in Den Bosch. Deze oud-politica en minister bracht in 1991 de eerste architectuurnota uit, was onder andere voorzitter van het NAi en zat tot voor kort in het College Bouw Zorginstellingen.

Nu valt het ook niet mee om er iets moois van te maken in de zorg, erkent D’Ancona. Een strak keurslijf van regels, ingewikkelde technologie – met name als het gaat om ziekenhuizen – en krappe budgetten maken de opgave complex. ‘Dat beperkt de creativiteit. Of is de utilitaire uitstraling van dit soort gebouwen juist een gevolg van een bepaalde mentaliteit?’

Maar naar haar mening liggen er volop nieuwe kansen. De vergrijzing in combinatie met de wens om zo lang mogelijk in een vertrouwde (thuis)omgeving te wonen vraagt om innovatieve oplossingen. Dat geldt evenzeer voor het thema vermaatschappelijking van de zorg – bijvoorbeeld het ‘ontmantelen’ van instellingen voor gehandicapten en het meer integraal benaderen van ziekenhuizen en hun omgeving.

Geen bejaardenhuis meer, maar levensloop bestendige woningen en wozocos (woon-zorg-combinaties). Geen ziekenhuizen meer, maar zorgboulevards. En inrichtingen die via ‘omgekeerde integratie’ omgevormd worden tot ‘een wijk waarin mensen met en zonder beperking samenleven.’

Zorginstellingen krijgen bovendien een veel grotere verantwoordelijkheid door het eigendom van hun gebouwen. Daarnaast zorgt de marktwerking voor concurrentie en dat leidt tot de wens tot profilering, en dus tot meer aandacht voor de uiterlijke verschijning – zie de universiteiten en hogescholen.

Het genoemde bouwcollege – door menigeen wel eens smalend ‘Het Politbureau’ genoemd – raakt in de huidige wind van liberalisering veel bevoegdheden kwijt en wordt omgevormd tot een kenniscentrum. Via de inspectie zal het de kwaliteit van gebouwen blijven toetsen, vooral achteraf, maar dat gaat met name over functionaliteit. ‘Het oordeel ’te lelijk’ zullen de inspecteurs niet geven,’ aldus D’Ancona. ‘Vandaar dat ik pleit voor een grotere rol van de Rijksbouwmeester in het bewaken van de architectonische kwaliteit van zorginstellingen.’

Mede omdat bouwen in de zorg zo ingewikkeld is, blijft de kring van ontwerpers te beperkt, constateert D’Ancona. ‘Nu het regime wat flexibeler wordt, komen er wellicht meer mogelijkheden. Gelukkig zien we de laatste jaren al wat meer experimenten.’ Ze wijst daarbij ook op de creatieve oogst uit de vier prijsvragen die het bouwcollege de laatste jaren heeft gehouden voor de diverse sectoren in de zorg en waarvan zij juryvoorzitter was. ‘Ook hier moet je echter vaststellen dat het voor veel architecten blijkbaar heel moeilijk is om zich in te leven en in te lezen in het specifieke soort gebruikers. Als je iets ontwerpt voor meervoudig gehandicapten, ga dan op zijn minst eens kijken hoe die mensen leven.’ Momenteel loopt overigens de prijsvraag Zorg 2025, Gebouwen voor de toekomst.

‘Anderzijds krijgen de architecten al te vaak de schuld,’ voegt ze er meteen aan toe. ‘De opdrachtgevers zijn de eigenlijke regisseurs van hoe Nederland er uit ziet. Toekomstige bouwheren zouden eigenlijk een cursus opdrachtgeverschap moeten volgen.’ Verwijzend naar het Oogziekenhuis Rotterdam, dat vorig jaar werd genomineerd voor de Gouden Piramide 2006 voor inspirerend opdrachtgeverschap, daagt D’Ancona raden van toezicht en directies van zorginstellingen uit om meer visie en lef te tonen. ‘Haal creativiteit van buiten in huis. Zet jongeren in adviesraden. Huur een architect met ambities in en stel hem of haar vooral de juiste vragen.’ Ze stelde in één adem dat daarbij ook het interieur en de kunst aan bod moeten komen en wees bovendien op de toenemende inzichten op het gebied van healing environment. ‘Privacy, lucht, licht, ruimte, uitzicht, geluid en kleur, het speelt allemaal een rol in de beleving en het welzijn.’

Wytze Patijn, zelf eveneens spreker op het symposium in Den Bosch, ontwierp onder andere met Team 4 de verbouw en nieuwbouw voor het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Meest in het oog springend is de grote overdekte ontvangsthal met winkels en terrasjes, eind jaren negentig een van de eerste in zijn soort in Nederland. ‘Bezoekers moeten zich uitgenodigd voelen. En omgekeerd, de bewoners moeten zich er thuis voelen.’

Volgens Patijn draait het reisbureau in het UMCG uitstekend. ‘Als mensen in het ziekenhuis liggen, maken ze graag plannen voor als ze weer beter zijn. Men wil kunnen ontsnappen aan het ziek zijn. Daarom doet ook de kapper het goed.’ Patijn ziet het ziekenhuis als een stad in de stad. ‘Met alle veelvormigheid en veelkleurigheid van dien. Daarom hebben we in Groningen bewust met meerdere architecten gewerkt en niet alles in een en dezelfde stijl gemaakt, zowel wat gebouwen als interieur betreft.’

Integratie tussen zorginstelling en omgeving is echter niet altijd gemakkelijk, benadrukt Patijn. Hij refereert aan een project waar hij met KuiperCompagnons op dit moment bij betrokken is, de verbouw en nieuwbouw van het sterk verouderde Rijnlands Zeehospitium in de duinen bij Katwijk aan Zee. Het voorheen zeer afgeschermde terrein wordt ontsloten en er komen ‘normale’ woningen tussen de woningen voor gehandicapten. ‘Geen eenvoudige opgave, gezien de gevoeligheden rond het instituut en de duinomgeving,’ aldus de voormalige Rijksbouwmeester. Uiteindelijk moet ook hij toch erkennen dat echte toegevoegde architectonische waarde vaak niet haalbaar is vanwege de krappe budgetten. ‘Om kwalitatief hoogwaardige integratieprojecten van de grond te krijgen heb je draagvlak nodig van participerende organisaties, politiek en omwonenden. En vooral durf bij de partijen die het vastgoed ontwikkelen.’ Maar ook hij stelt dat die laatsten, samen met architecten met frisse ideeën en opdrachtgevers met visie, kunnen zorgen voor een echte omslag. ‘De tijd is er rijp voor.’