In de boekhandel is Mediapolis, Populaire cultuur en de stad van Alex de Jong en Marc Schuilenburg makkelijk te vinden door te zoeken naar het boek met de meest lelijke kaft. Zo spuuglelijk dat je hoopt dat er opzet in het spel is. Maar laat je niet misleiden, we hebben hier te maken met een boek dat – als er nog enige gerechtigheid bestaat – verplichte kost wordt op elke opleiding die iets doet aan mediatheorie en stedelijkheid.
Afkomstig uit de Rotterdamse School van Siebe Thissen en Henk Oosterling past Mediapolis naadloos in een bescheiden bibliotheek van boeken en publicaties waarin getrainde filosofen vanuit de actualiteit en hun beleving van de (pop)cultuur de wereld in het algemeen en de stad in het bijzonder de maat nemen. De Jong en Schuilenburg introduceren de figuur van de ‘scenius’ (een contaminatie van ‘scene’ en ‘genius’), een modern anglicisme voor de ’tegenkoppelende cultuurkabouter’ van Roel van Duyn. Deze scenius, de in een netwerk van gelijkgestemde enthousiastelingen ingebedde fan, propageren ze als de hoeksteen van de hedendaagse culturele productie, waar ook de rest van de wereld iets van zou kunnen leren. De werkomgeving van de scenius, het open netwerk waarin beslissingen worden genomen middels een getrapte vorm van democratie op basis van accreditatie van getoonde inzet, wordt aangeboden als een alternatief model voor de Byronische held of de Demiurg (Oudgrieks voor ‘eerste onbewogen beweger’, red.), die in verheven autocratie de aarde doet bewegen met zijn onfeilbare wil. Een organisatiemodel dat, volgens de auteurs, nog steeds leeft in bepaalde lagen van de architectuur. Gelukkig is dit ook de enige directe aanbeveling die ze de architectuur, de politiek (of welk deel van de beroepsbevolking dan ook) doen. Hun materiaal en speculaties waaieren vele malen te breed uit om zich lang te concentreren op zulke details. Het centrale thema van hun boek is hoe samenleving en stedelijkheid op het laagste niveau, van beneden naar bodem, wordt gedefinieerd door en vanuit de populaire cultuur. En dan met name door games en muziek. Goedkeurend citeren ze de proto-futurist Antonio Sant’Elia: Iedere generatie moet haar eigen stad bouwen.
De twee lijnen die in Mediapolis het meest briljant – en dat woord gebruik ik niet licht – worden uitgezet zijn een extrapolatie van de logica van populaire computergames als conceptuele voorbereiding van de maatschappij voor de militarisering van de openbare ruimte. En een betoog over het belang van ad hoc groepsvorming door muziek en geluid als een belangrijke positieve factor in de vorming van stedelijke cohesie. Dat laatste is een terugkerend thema binnen bovengenoemde Rotterdamse traditie en Mediapolis komt de eer toe de meest heldere uitleg te geven over hoe muziek kan werken als een vorm van sociale organisatie: ‘Het horen van geluiden betekend ook het ‘horen’ bij die geluiden. Vanuit dit perspectief creëert geluid een specifieke sociale ruimte die symbool staat voor een gemeenschap.’ Deze gemeenschap, al dan niet de vorm aannemend van een generatie, herschept vervolgens de stad. Eerst mentaal als beleving, maar op langere termijn ook in steen en staal, als deze subjectiviteit zijn weg vindt in ontwerp en beleid. De sonische incubatie van sociologische eenheden die zichzelf realiseren is een nauwelijks hard te maken, maar in de oren van bejaarde deejays redelijk klinkende theorie. Een beeldschone theorie bovendien.
Mediapolis is bij vlagen geniaal, maar er valt ook heel wat te ‘ja maren’. Sterker nog, er staat geen zin in dit boek waar niet van alles op aan te merken valt. De aantekeningen in mijn eigen kopie maken de echte tekst langzaam onzichtbaar. Wat een geblaat en wat een kort-door-de-bochtgelul, denk je vaak. En hoewel met zorg geschreven wordt het soms wat belegen Nederlands te vaak afgewisseld met hele en halve anglicismen. Een betere redactie had schoonheidsfouten als deze, samen met het slordige gebruik van titels (Franse titels in het Engels, Engelse titels dan weer in het Engels, dan weer in het Nederlands), kunnen voorkomen.
Ja maar…, ja maar…, ja maar… En daar ligt denk ik de kracht van dit boek. Het is geen magnus opus waarin de wijsheid van een jarenlang debat kan worden overzien met het totaalbeeld van een oorlog, die op papier nog aan de gang is maar waarvan in het veld de laatste rookwolk al lang is opgetrokken. Het is een belangrijk boek dat nadrukkelijk de fan, de nerd en de blogger – de amateur met verstand van zaken – betrekt bij een globaal denkproces, waarin, bij gratie van dit boek alleen – Nederland plots nog maar drie jaar achterloopt. Mediapolis is on-Nederlands goed en verdient het om massaal bediscussieerd te worden door lokale sceniussen en cultuurkabouters.