Het nieuwe Jaarboek is uit en heel Nederland weet het. Nog nooit is het overzicht Architectuur in Nederland zo gehypet als deze editie.
Kijkers van NPS Arena werden al vroeg in het jaar bekend gemaakt met het fenomeen Architectuur in Nederland Jaarboek 2006/07. Vanaf 14 januari mocht NRC journalist Bernard Hulsman iedere zondagmiddag op Net 2 voorspellen welke projecten er mogelijk in het Jaarboek zouden komen. Over deze projecten werd een itempje gemaakt dat Hulsman voorzag van een wel zeer persoonlijk commentaar. De Kunstlinie in Almere van het Japanse architectenbureau SANAA karakteriseerde hij als 'samengeknepenbillenarchitectuur'. Is dit architectuureducatie of wordt hier een buikschuiver gemaakt richting 'het brede publiek'? Hulsman blijkt over een grote voorspellende gave te beschikken, alle dertig projecten heeft hij goed geraden!
NPS Arena kreeg ook de primeur van de presentatie van het Jaarboek. Aan het Jaarboek waren dit jaar prijzen gekoppeld: een publieksprijs en een juryprijs. Kijkers konden een stem uitbrengen op vijf voorgeselecteerde projecten. Het jaren-zeventig-retro Huis voor Cultuur en Bestuur in Nijverdal, ontworpen door Claus en Kaan, kwam als beste uit de bus. En dan de juryprijs. Michelle Provoost zat namens de Jaarboekredactie aan tafel. Zij stelde enigszins teleurgesteld vast dat het Jaarboek vaak als hitparade wordt gezien, om vervolgens op theatrale wijze de cover van het Jaarboek te onthullen. Vanwaar deze show? Omdat het project dat op de cover van het Jaarboek staat, het Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum van Neutelings Riedijk, door de redactie is verkozen tot het allerbeste project, of zoals presentatrice Hadassah de Boer het noemde: Kampioen Architectuur 2007.
Genoeg over het hypen van het Jaarboek. Traditiegetrouw bestaat het Jaarboek voor 90% uit afbeeldingen van een dertigtal bijzondere gebouwen en traditiegetrouw zitten daar een stuk of vijf projecten bij waarvan je niet snapt waarom nu juist deze zijn opgenomen. Aan deze selectie van dertig ontleent het Jaarboek haar waarde en bestaansrecht. Wat biedt het Jaarboek dit jaar naast de projectendocumentatie nog meer? Plaatjes bijvoorbeeld, van opmerkelijke zaken die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan in Nederland architectuurland. Een aardige nieuwe toevoeging aan het reeds beproefde Jaarboekconcept, alleen is het geselecteerde nieuws dit jaar soms wel erg incidenteel: het uitkomen van De Nieuwe Wereld van Auke van der Woud; de renovatie van het Muiderslot; de Zembla-reportage Pas op Instortingsgevaar; historicus Vincent van Rossem die enkele weken door zijn werkgever Bureau Monumentenzorg op non-actief werd gesteld na een interview in het Amsterdamse dagblad Het Parool. Feiten en nieuwtjes die op geen enkele manier geduid of geïnterpreteerd worden en die ook nauwelijks relatie lijken te hebben met de redactionele stukken die traditiegetrouw ook in het Jaarboek staan.
Het Jaarboek is een van de weinige publicaties waar over het vak wordt geschreven. De verwachtingen zijn ieder jaar dan ook weer hooggespannen.
'De gouden route die aan de totstandkoming van alle architectuur ten grondslag ligt en die loopt van een eerste idee tot aan de openingsplechtigheid, wordt meer dan eens doorkruist', verklaren Daan Bakker, Allard Jolles, Michelle Provoost en Cor Wagenaar in het voorwoord. Hiermee wordt de toon gezet. Oorzaak van alle ellende is de terugtredende overheid. Doordat de overheid taken uitbesteedt aan externe bureaus gebeuren rampen als op het Bos en Lommerplein – de redactie legt werkelijk dit verband – en omdat de overheid steeds minder vaak als opdrachtgever optreedt, moeten regels geformuleerd worden om alles in goede banen te leiden. 'Al die richtlijnen zijn als wegwijzers en verkeersborden die het zicht op de weg ontnemen. Een stevige herinrichting of reorganisatie van deze papierwinkel heeft veel meer effect dan wat voor gebouw of wat voor stedenbouwkundige ingreep ook. Misschien kan zich daar eens een adviesbureautje over buigen?' Het zijn belegen uitspraken die men niet in het Jaarboek zou verwachten, eerder aan de borreltafel.
In het essay Vier trends (en hun Voorspellende Waarde) laat de redactie haar licht schijnen op scholen, collectiviteit, vernieuwing in de stadsvernieuwing en nieuwe stedenbouwkundige patronen. Bakker, Jolles, Provoost en Wagenaar hebben hun hoop gevestigd op nieuwe vormen van engagement bij bestuurders en beslissingsmakers. De redactie stelt dat er een nieuwe fase is aangebroken in het positiespel tussen overheden, gemeenten en corporaties en verwacht aardverschuivingen. Ze baseert dit onder meer op het dreigement van toenmalig VROM minister Winsemius aan het adres van woningcorporaties – indien corporaties geen sociale investeringsplannen opstelden zouden hun vermogens worden afgeroomd; de oproep van een groep captains of industry voor een strenger milieubeleid, en de conclusie van een groep vastgoedontwikkelaars die vliegend boven de Randstad concludeerde dat het Groene Hart in een vergaande staat van verrommeling verkeert. Alle uitspraken vonden overigens plaats in aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen, daarna is er weinig meer van vernomen. De redactie houdt ook een slag om de arm. Misschien kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de contouren van een nieuwe werkelijkheid wel in zicht zijn, maar dat we ons in een overgangsperiode bevinden: de aardverschuivingen zijn voorlopig nog niet gestold tot een nieuwe orde. Verder gaat de in de titel beloofde voorspellende waarde helaas niet.
Het essay Architectuur en Zorg is een tirade tegen de gezondheidszorg. Architectuur zou slechts zeer incidenteel een rol van betekenis spelen bij het ontwerpen van zorginstellingen. Institutionele inbedding en het als gevolg daarvan dramatisch tekortschietende opdrachtgeverschap zijn hier de oorzaak van, aldus de redactie. Dat er de laatste jaren veel aandacht is voor de vormgeving van zorginstellingen – congressen worden georganiseerd, prijsvragen worden uitgeschreven, publicaties rollen van de perse – lijkt nog niet geheel tot de redactie te zijn doorgedrongen. Het probleem wordt gesignaleerd, de oorzaak wordt bij de bestuurders gelegd en de slachtofferrol wordt aangemeten. 'Het ziekenhuis is een machinale organisatie die cruciale medische voorzieningen monopoliseert en het zich daarom altijd kan veroorloven patiënten te behandelen op een manier die zij elders en in andere omstandigheden niet zouden accepteren […] Zolang hem alleen de keuze rest tussen instellingen binnen het huidige systeem blijft de zogenaamde marktwerking pure fictie. De redactie stelt zuinig dat een kwaliteitsverandering zal afhangen 'van de invloed van de potentiële klant – en dat zijn wij allemaal. De toekomst zal het leren.'