Hoe je het ook wendt of keert, wat ook de oorzaak is: het klimaat verandert in een tempo dat ongekend is in de geologische geschiedenis van de aarde. Planten en dieren zijn aan een massale volksverhuizing bezig, de Hollandse veenweiden zakken, maar vooral in onze steden zullen de effecten van de klimaatverandering het meest zichtbaar en voelbaar zijn.
Biologen weten al ruim twintig jaar dat er rare dingen aan de hand zijn met het klimaat. De verspreidingsgrens van allerlei op warmte gestelde diersoorten schuift sinds de jaren tachtig op naar het noorden. Dat proces is de laatste tien jaar nog eens versneld. Goed vliegende diersoorten zoals vlinders, libellen en vogels breidden hun verspreidingsgebied uit tot tweehonderd kilometer noordwaarts. Exotisch ogende vogels als de grote en kleine zilverreiger en de bijeneter broeden nu in Nederland. De vorstgevoelige ijsvogel, voorheen een zeldzame broedvogel in Nederland, is gesignaleerd in het centrum van Amsterdam.
Tegenover deze nieuwkomers staan de soorten die helemaal niet van warmte houden en die om die reden ook verder naar het noorden opschuiven. Het aantal koude-liefhebbers als de barmsijs en de fitis nemen in Nederland af. De spiering, een vissoort die uitermate belangrijk is voor het IJsselmeer, zal binnen enkele jaren waarschijnlijk helemaal uit Nederland verdwijnen. Het wordt hem te heet.
Dieren die niet of niet goed kunnen vliegen komen in de problemen. Als groene verbindingen tussen natuurgebieden ontbreken dan kunnen zij niet voor de warmte uitvluchten naar koelere streken. Aanpassen aan de nieuwe situatie lukt meestal ook niet, daarvoor gaat de klimaatverandering te snel. Kunnen ze zich niet verplaatsen omdat ze zitten opgesloten in een geïsoleerd liggend natuurgebied, dan is uitsterven de boodschap. Wereldwijd zal hierdoor 20-30 % van de plant- en diersoorten binnen afzienbare tijd uitsterven.
Door die afname van de biodiversiteit krijgen plaagdieren meer kans. Muggen en andere vervelende insecten verspreiden zich over het algemeen juist erg goed. Ziektes die door muggen of teken worden verspreid zullen in Nederland gaan toenemen. De ziekte van Lyme, die wordt overgebracht door teken, is nu al een flink probleem aan het worden.
Ook in het oppervlaktewater zullen met toenemende warmte het aantal ziekteverwekkers gaan toenemen. Bacteriën en blauwalgen zijn erg warmtegevoelig. Dit jaar trad begin april al de eerste blauwwierbloei op. Deze algen scheiden giftige stoffen af die vissterfte veroorzaken en bij mensen op de longen kunnen werken. Zwemmen in het buitenwater zal steeds minder vanzelfsprekend worden.
Willen we de afname van de biodiversiteit afremmen dan is het essentieel om de Ecologische Hoofdstructuur zo snel mogelijk te realiseren. Door natuurgebieden onderling te verbinden geef je ook dieren die niet kunnen vliegen de kans zich te verplaatsen.
Wat het landschap betreft hebben we te maken met zeespiegelstijging en versnelde daling van de veenweiden. Die weiden zakten een meter per eeuw, dat gaat nu anderhalf keer zo snel. Ons landschap zal in de komende eeuw dan ook danig gaan veranderen. Polders die zeven of acht meter beneden de zeespiegel liggen houd je niet meer droog.
Het snelst gaan de veranderingen in de stad. De steenachtige omgeving versterkt de klimaateffecten. Op het eerste gezicht zijn de effecten gunstig voor ons stadsbewoners. Het terrassenseizoen strekt zich inmiddels uit over een groot gedeelte van het jaar. Mensen zaten het afgelopen jaar in Amsterdam tot diep in december buiten op terrassen en in januari zaten ze er weer. En dat zonder enige verwarming. De Amsterdamse terrassencultuur overtreft inmiddels die van een gerenommeerde terrassenstad als Rome.
Maar bij hittegolven, en die zullen in toenemende mate gaan voorkomen, wordt het anders. Dan zullen onze grote steden onaangenaam heet worden. Denk aan Madrid in de zomermaanden, als de bewoners massaal deze stoomketel ontvluchten. Willen we onze steden ook in hete zomers leuk houden dan moeten we de stadsboom en andere vormen van stedelijk groen stevig gaan promoten. Geen stadsstraat meer zonder bomen die schaduw geven, net als in Mediterrane steden. Daktuinen, groene daken en gevelbegroeiing dempen de temperatuur en houden de lucht vochtig. De parken krijgen een andere functie: in plaats van plekken om te zonnen worden het plekken om in de schaduw uit te puffen. De huidige West Europese trend in parkaanleg, waarbij grote grasvelden centraal staan (Westergasfabriek, Museumplein, de Potzdamer Platz in Berlijn) heeft zijn beste tijd gehad. Die parken zijn vaak ontworpen door Noorderlingen. De ontwerpers van onze nieuwe parken zullen vooral uit het Zuiden moeten komen. Die weten wat de stadsmens in verhitte steden nodig heeft.