Michael Schwarze-Rodrian sprak op 10 mei 2007 in de serie Networkcity@NAi over IBA Emscherpark 1989-1999 en de doorstart ervan in het onlangs goedgekeurde Masterplan 2010. Coreferent Maike van Stiphout trok vervolgens de vergelijking met het Groene Hart in de Randstad.
De ambitie voor het Emscherpark richt zich op de bewuste koppeling van een negatief gegeven: het open riool de Emscher en de verlaten industrie, met een positief eindbeeld: een schone rivier en een aantrekkelijk park. De realisatie van deze grootschalige strategie is een waar gebeurd sprookje, dat nog enkele decennia zal voortduren. Schwarze-Rodrian – ‘parkstrateeg’ bij Emscherpark en sinds kort in dienst van de Ontwikkelingsmaatschappij voor Metropole Ruhr – vertelt het verhaal dan ook geroutineerd.
De stuwende kracht van de IBA (Internationale Bauaustelling) zat in de grote zak met publiek geld van Bond en Land dat werd ingezet voor een regionaal strategisch verband tussen individuele, locale projecten. Het Masterplan 2010 wordt evenwichtiger gedragen tussen Land en regio’s, en is veel sterker ingebed in de locale politiek, waardoor het nu minder onderhevig is aan politieke grillen. Ook private partijen worden uitgenodigd actief bij te dragen, maar dat lukt maar mondjesmaat; het hele project blijft voor bijna 100% publiek gefinancierd.
Het masterplan profileert de bijzondere rol van het park, als internationale ontmoetingsplek voor 2,4 miljoen jaarlijkse bezoekers en als lokaal ontspanningsgebied voor de 5,4 miljoen bewoners en 2,1 miljoen werknemers. Inhoudelijk is het plan in essentie niet veranderd. Het schetst nu alleen een sterkere hiërarchie tussen het grotere waterlandschap van het dal van de Emscher en de haaks daarop staande groene tussenzones (zie plankaart). Uniek is dat de reeds gerealiseerde plannen van IBA 1989-1999 als beheersgebied zijn meegenomen in het Masterplan 2010, omdat het beheer van een dergelijk grootschalig landschapspark eigen problemen en projecten blijkt te genereren. Het getuigt van een zelfkritische en ingetogen projectleiding die werkelijk gaat voor een duurzame ontwikkeling.
De strategische kracht zit in de combinatie van lange termijn met ultrakorte termijn via de drietrapsraket van een langdurig vastgehouden ontwikkelingsconcept, een projectmatige uitvoering via prijsvragen en een opeenvolging van tijdelijke events. Alhoewel de schaal, vorm, het eigendom en beheer van het park niet op een stadspark lijken – zoals Schwarze-Rodrian steeds herhaalde – hebben gebruik en programma echter wel overeenkomsten. Het Emscherpark bestaat immers vrijwel uitsluitend uit natuur, recreatie, cultuur en attracties, een Erholungsgebiet op immense schaal. De eveneens aanwezige bedrijvenparken en stedelijke herstructureringsgebieden zijn niet de thema’s waar de parkstrategie op gestoeld is, er gaat ook weinig ontwerpaandacht naar uit. Het Emscherpark wordt programmatisch dus wel degelijk als superstadspark ontwikkeld, een zachte locatiefactor voor bedrijven en bewoners.
De spin-off lijkt nog steeds niet te zitten in het aantrekken van werkgelegenheid, maar meer in de mentale impuls die de enorme identiteitsverandering in het gebied en de mensen teweegbrengt. Tot op de dag van vandaag sluiten namelijk nog steeds fabrieken in het Ruhrgebied, schommelt de werkeloosheid rond de 25% en krimpt en vergrijst de bevolking gestaag. Maar dit lijkt door het Emscherpark-imago eerder positief dan negatief te werken: er zijn steeds meer mensen die hun vrije tijd in het park kunnen besteden. Er komen ook steeds meer gebouwen en locaties vrij voor de nieuwe toekomst van kennisbedrijven, logistiek, chemie, ICT, nieuwe energie en gezondheidszorg. Nordrhein Westfalen is immers de rijkste bond van Duitsland met een bruto regionaal product van meer dan 53.000 euro per persoon (30.000 Euro pp in Nederland), en dat blijft de belangrijkste voorwaarde voor de diepgaande publieke investeringen. Binnen het herenigd Duitsland met grotere problemen dan de recreatieactiviteiten van haar rijkste burgers, is dit dan ook niet zonder discussie. De afgelopen jaren zijn enkele kwaliteiten van het IBA Emscherpark herkend en gekopieerd. Maar geen bloeiend stadspark bestaat zonder hardwerkende stadsmensen, en dat zijn de stille afwezigen in Schwarze-Rodrians Überschwänglichen Präsentation brachgefallener Industriekultur* vol groene successen.
Maike van Stiphout van DS Landschapsarchitecten tekende de vergelijking tussen het Ruhrgebied en het Groene Hart treffend. Het Groene Hart is vooral een bedrijvig agrarisch gebied met een hoge natuurwaarde in tegenstelling tot de ‘ex-industriële cloaca’. Het wordt bovendien pijnlijk kleiner in omvang door iedere locale aantasting, en niet gepland groter zoals het Emscherpark, dat groeit van 137 km2 naar uiteindelijk 457 km2. Bovendien is het Emscherpark een park aan het worden voor de uitbundig spelende en ontdekkende mens, een beeld dat niet direct op het netvlies staat voor een uitgestrekt veenweidegebied. Dientengevolge ligt het Groene Hart nog steeds aan de achterkant van steden en daarmee aan de achterkant van het beleid. Hier kunnen wij slechts dromen van een volharding als in het Emscherpark.
Maar gelukkig schetst Van Stiphout enkele richtingen die uit de kleine eigen kracht van het Groene Hart kunnen ontwikkelen. Zo zouden hier de Vogelrichtlijn en natuurontwikkeling een redding kunnen betekenen, omdat het wettelijke bescherming biedt voor bij voorbeeld de kwetsbare grutto en daarmee ruimtelijke ingrepen kan afdwingen. En alhoewel niet zo imposant als roestende hoogovens, zijn er wel enkele unieke Nederlandse cultuurhistorische stellingen en verdedigingslinies die aanleiding kunnen zijn voor regionale identiteit. Daarnaast zijn er initiatieven en projecten als de Ronde van het Groene Hart en de boeren in het Land van Wijk en Wouden die het Groene Hart zichtbaar en toegankelijk maken voor een nieuw publiek. Maar die goede initiatieven zijn, aldus Van Stiphout, nog veel te versnipperd. Ze eindigt dan ook met de stelling dat, net zoals in Emscherpark, strategie, projecten en evenementen in samenhang met elkaar moeten worden ontwikkeld.