Recensie

Ligplaats Amsterdam

“Ik voorspel een grote toekomst voor wonen op het water”, met deze optimistische slotwoorden opende Jan Wolff de expositie over leven op het water in ARCAM.

Als ex-woonbootbewoner in Amsterdam ben ik vier jaar na de verkoop van mijn ark benieuwd of er dan veel veranderd is in de grote stad. Staat de erfpacht niet meer ter discussie? Is er nergens gedonder met schepen die moeten verdwijnen? Wordt de WOZ-waarde van woonboten op dezelfde manier vastgesteld als bij woonhuizen? Zijn de legeskosten voor vergunningen voor huizen en boten even hoog? Ach welnee, er is niets veranderd. Ik hoef maar langs www.amsterdamsbotencomite.nl te varen, of wat bootvrienden te bellen en de welbekende verhalen worden hartstochtelijk over me uitgestort.

De tentoonstelling Ligplaats Amsterdam toont in zoverre een nieuwe ontwikkeling dat leven op het water een ontwerpopgave is geworden. Misschien zijn er nog zelfbouwers, anarchisten en vrijheidszoekers, maar in  ARCAM is vooral te zien dat architecten een steeds belangrijkere rol spelen op het water. Woonbootbewonen is dan ook niet meer zo avontuurlijk als pakweg 30 jaar geleden. Er zijn meer zekerheden: ligplaatsen zijn grotendeels legaal, banken verstrekken hypotheken. Stadsdelen stellen grenzen: ze bepalen maximale maten die vervolgens optimaal worden benut, wat weer eenvormigheid en ‘minderbotigheid’ in de hand werkt. Bewoners keren zich af van de straat en richten zich exclusief op het water, wat leidt tot blinde straatgevels. Allemaal ontwikkelingen die de inbreng van ontwerpers wenselijk en mogelijk maken.

Wat opvalt, is dat de nieuwe generatie woonboten weliswaar meer variatie, maar ook steeds ‘huiselijker’ trekken vertoont, zoals in de ontwerpen van Marc Prosman: rechthoekig, vides. Woonboten die zich gedragen als huizen op het water. Dirk Jan van Wieringhen Borski gaat nog een stapje verder. “De bedoeling is dat ‘niet-woonbootbewoners’ geïnteresseerd worden voor wonen op het water. Daarom moet het ontwerp uitdragen dat woonboten volwassen woningen kunnen zijn, met ruimtelijke effecten […].” Alsof een traditioneel schip geen ruimtelijke effecten kent met zijn doorkijkjes, trappen en nisjes. De volwassen watervilla is een feit, en de bewoner stoot gegarandeerd zijn hoofd niet.

Natuurlijk beziet ARCAM de kwestie breder. Op een betonnen casco kunnen gebouwen met allerlei functies worden geplaatst. De tentoonstelling toont maquettes van een drijvende jeugdherberg (Marlies Rohmer, 2003), een drijvend stadion (TMZ Architecten, 2004), een drijvend restaurant (Onno Vlaanderen, 2007), een bibliotheekboot (Jord den Hollander, 2006), op IJburg zijn plannen voor drijvende wijken en er is nog veel meer. Prachtige ontwerpen, maar wat ik mij afvraag: waarom verandert de verschijningsvorm niet? Waarom blijft een huis een huis, maar dan drijvend? Een moskee een moskee, maar dan op een casco? Het fenomeen water leidt blijkbaar niet tot fundamenteel nieuwe ontwerpinzichten, soms zelfs niet eens tot grotere ramen. Een spannende uitzondering is het ontwerp van Ronday Winkelaar Architecten voor drijvende woningen in De Groote Wielen in Rosmalen, die een verdiept casco hebben, waarin – onder waterniveau – een tuin is aangelegd.

Maar hoe deze drijvende gebouwen zich ook manifesteren, hoe mooi ontworpen, hoe salonfähig ook, het blijven buitenbeentjes. Maarten Kloos en Yvonne de Korte constateren dat fijntjes in de inleiding van het bij de tentoonstelling gepresenteerde boek Ligplaats Amsterdam. Ruim 2500 ligplaatsen, met daarop woonboten, drijvende hotels, studentenhuisvesting en restaurants ten spijt: op geen enkele kaart van Amsterdam staat roerend goed ingetekend in de grachten. Het boek is een welkome aanvulling op de tentoonstelling. Met wetenswaardige feiten: al sinds de 17e eeuw liggen er woonboten in de Amsterdamse grachten, en ook toen al was er een soort ligplaatsenbeleid. Met aandacht voor de eerste woonboten ‘onder architectuur’, die vanaf de jaren 20 van de vorige eeuw worden gesignaleerd. Met historische afbeeldingen naar ontwerp van woonboten van bekende architecten zoals Frank van Klingeren en Jan Rietveld. En met een vooruitblik op de toekomst. De stijgende waterspiegel, het (incidentele) gebrek aan ruimte op het land, de flexibiliteit van de bouwvorm, en (vooral) de zichzelf verkopende aantrekkingskracht van water zijn allemaal factoren die de voorspelling van Jan Wolff kracht bij zetten.