Feature

Niet beschreven ruimte

Museum Hilversum toont een overzicht van het werk van Koen van Velsen, ter ere van het dertigjarig bestaan van zijn in Hilversum gevestigde bureau. De door Van Velsen zelf ontworpen tentoonstelling bevat schetsen, tekeningen, maquettes en foto’s van het oeuvre van de architect. Negentien van deze projecten worden in de tentoonstelling nader toegelicht.

Het museum is gevestigd in het oude raadhuis aan de Kerkbrink te Hilversum. De zorgvuldig ontworpen tentoonstelling beslaat twee verdiepingen van de uitbreiding van Hans Ruijssenaars uit 2005. De vide tussen de twee verdiepingen is met halftransparante gordijnen dichtgezet. Deze gordijnen zijn helaas net niet transparant genoeg, waardoor de verbindende werking van de vide verloren gaat, wat de overzichtelijkheid van de tentoonstelling niet ten goede komt.

De inleiding meldt: ‘De tentoonstelling geeft een chronologisch overzicht van het oeuvre van Van Velsen. Negentien projecten krijgen extra aandacht. Dit zijn de projecten waarin hij voor het eerst een oplossing gebruikt die hij later nog vaker zou toepassen, of waarin zijn bevindingen uit eerdere werken culmineren’. ‘Interessant,’ denk je als bezoeker, ‘een kijkje in de keuken!’ Helaas zijn de genoemde oplossingen niet expliciet gemaakt in de tentoonstelling. Uiteraard zijn er terugkerende thema’s te ontdekken, zoals ondergrondse uitbreidingen en een verweving van landschap of tuin en gebouw, bijvoorbeeld door middel van patio’s en solitaire bomen. De Pathé bioscoop aan het Schouwburgplein in Rotterdam maakte Van Velsen bewust van het feit dat je niet slechts een gebouw ontwerpt voor de opdrachtgever, maar ook voor de stad. De stad houdt niet op bij de gevel van een gebouw. Door omgeving en gebouw met elkaar te verweven voorkom je dat het gebouw een eiland in de stad wordt.

De tentoonstelling is tot in de puntjes verzorgd en voorzien van geslepen teksten, mooie maquettes en gestileerde foto’s. Het is een tentoonstelling die iedere architect voor zijn oeuvre zou wensen. Maar de extra laag die het onderbewuste inspireert en waardoor je elk beschreven gebouw zou willen bezoeken, aanraken en beleven komt niet helemaal uit de verf.

Het chronologische overzicht van alle projecten geeft duidelijk weer hoe de ontwerpstijl van Van Velsen in de loop der tijd veranderd is en zich telkens transformeert naar de architectuurstijl van dat moment. Koen van Velsen gaat met zijn tijd mee maar lijkt geen vernieuwer. De foto’s van de projecten van de afgelopen dertig jaar lijken soms zelfs ouder dan het jaar waarin ze zijn genomen. Een Amersfoortse keuken ontworpen in 1976, evenals enkele elementen in het woon/werkpand dat de architect voor zichzelf ontwierp, vertonen bijvoorbeeld enige gelijkenis met het werk van Pierre Chareau uit de jaren ‘30.

In het kader van de tentoonstelling was Van Velsen op 12 juni te gast in het radioprogramma Kunststof van de NPS. Aan bod kwam onder andere het station van Breda, het project waar hij nu aan werkt. Hij vertelde dat ‘vanaf het moment dat je in aanmerking komt om misschien een station te mogen ontwerpen, alles anders is in je leven’. Die uitspraak ging vooraf aan zijn uitleg over hoe hij een dergelijke opdracht aanpakt. In plaats van het 60cm dikke programma van eisen voor dit station door te spitten, nam hij eerst de trein van Hilversum naar Breda. Ieder element van deze treinreis werd door hem geregistreerd. De drukke weg die de meeste stations van het stadscentrum afsnijdt; de kleine toegang tot de stationshal; de te smalle perrons; de overdaad aan onaantrekkelijke eetkiosken enzovoort. Allemaal ruis die het reizen met de trein vertroebelt. Van Velsen streeft er naar deze irritatie om te zetten in inspiratie. In de tentoonstelling hoor je de architect vertellen dat hij het belangrijk vindt dat de reiziger op het moment dat hij zijn auto parkeert voordat hij aan de treinreis begint, al een gevoel krijgt van het gebouw waaruit hij gaat reizen.

De titel van de tentoonstelling slaat dan ook op datgene wat bij een project niet in het programma van eisen staat. Zelden wordt daarin beschreven hoe men in een gebouw zou willen wonen of werken, en welke betekenis het gaat krijgen in de stad. Dit is letterlijk en figuurlijk de ruimte waar een architect zich kan onderscheiden en die ruimte is volgens Van Velsen minstens zo belangrijk als een programma van eisen.