Feature

Sprawl: sterktezwakteanalyse gewenst

Tijdens de laatste avond van het lezingenprogramma Architecture and Dissent van het Berlage Instituut, stond op dinsdag 19 juni de nieuwe stad centraal – een stad zonder centrum of grenzen. Ofwel, een avond rondom de befaamde sprawl: een ongedifferentieerd stedelijk weefsel dat alle kanten op waaiert. De stad van het individu, de auto en het vrijstaande huis. De grootste opgave voor architecten is het begrijpen van deze nieuwe stad. Alleen als we haar interne logica doorgronden, en er niet meer instinctief of politiek correct afstand van nemen, kunnen we haar verbeteren.

Drie Amerikanen waren uitgenodigd om hierover van gedachte te wisselen – sprawl is blijkbaar toch nog steeds een fenomeen van de andere kant van de oceaan. De spits werd afgebeten door John Norquist, door moderator Miguel Robles-Duran geïntroduceerd als ‘urban evangelist’. Norquist is voorman van de New Urbanism beweging en voormalig burgemeester van Milwaukee, waar hij het New Urbanism in praktijk wist te brengen. En inderdaad, als een echte evangelist bestreed hij in een lange en bij vlagen hilarische kruistocht de verderfelijke nieuwe stad, die volgens hem ook in Europa langzaamaan zichtbaar wordt. In de sprawl hebben de verkeerskundigen het voor het zeggen, zo stelde Norquist. Verkeerskundigen die geen fietspaden aanleggen, laat staan voetpaden, maar de autowegen alsmaar breder laten worden, en helemaal losweken uit de topografie van de stad. Hun vocabulaire bestaat uit freeways, op viaducten gelegen snelwegen die het autoverkeer vrij baan geven en slechts met sporadische op- en afritten aantakken op de omgeving. Het zijn rurale figuren, zo stelde Norquist, die niets in de stad te zoeken hebben. De beelden die hij daarbij liet zien spraken boekdelen. Duistere viaducten van vuil uitgeslagen beton, enorme barrières die dwars door het stedelijke veld heen snijden.

Maar gelukkig, en zo toonde Norquist zich inderdaad een evangelist, er is goed nieuws. Ondanks overheidsregulatie die steden dwingt freeways aan te leggen, weigeren sommige steden tegenwoordig hier gehoor aan te geven. Het begint door te dringen dat deze figuur niet in het stedelijke weefsel past. In allerlei steden worden de viaducten afgebroken, en vervangen door een stedelijke figuren als boulevards en stadsstraten. Vooral die laatste zijn volgens Norquist het symbool van een goede stedenbouw. Straten met aanliggende bebouwing, met op de begane grond een commerciële functie en daarboven appartementen, en ingebed in een fijnmazig netwerk van andere straten en pleinen. De beelden die Norquist liet zien, toonden gezelligheid, levendigheid en diversiteit. Kortom, Norquist droomde van steden met een publiek leven op straat.

Dat is natuurlijk een mooie droom, maar wel een droom die het ideaalbeeld van de oude stad op de nieuwe legt, stelde Margareth Crawford, hoogleraar stedenbouwkundig ontwerpen en geschiedenis aan Harvard. De consequentie daarvan is dat de woonomgeving van inmiddels tweederde van de Amerikanen niet serieus genomen wordt. De weerstand tegen de sprawl is heel begrijpelijk, stelde Crawford. Al vanaf het begin van de suburbane verstedelijking wordt deze in de pers en door de (elitaire) stedelijke klasse negatief benaderd. Foto’s en films schetsen het beeld van een blanke woonomgeving waar verveling, orde en veiligheid heersen. Niets van de diversiteit, dichtheid, uitdaging en het onverwachte, die samen het stedelijke ideaalbeeld vormen, maar slechts de veilige haven van ‘sitcom families’. Dat is echter een pertinente leugen, stelde Crawford. Al bij de bouw van de eerste suburbane stedelijke gebieden, hebben vel Afro-Amerikanen er huizen gekocht, en tegenwoordig vind je er dezelfde groepen, rassen en geaardheden terug als in de steden. De sprawl is geen exclusieve woonomgeving van de blanken. Bovendien bestaat ze niet alleen uit de bekende bordkartonnen huizen op een gazonnetje, ook woongebouwen met appartementen, woongemeenschappen, kantoren en allerhande voorzieningen zijn er te vinden.

Deze nieuwe stad is niet meer weg te denken en haar slechts vanuit het negatieve benaderen en spiegelen aan oude ideaalbeelden, zoals de New Urbanism beweging doet, is contraproductief, stelde Margareth Crawford. Het weerhoudt ontwerpers ervan zich bezig te houden met deze stad. Om haar te verbeteren moet ze begrepen worden, moet haar interne logica bloot gelegd worden. Alleen door vanuit deze logica te werken, kunnen architecten van substantiële betekenis zijn in de dagelijkse levens van vele burgers.

Blijft natuurlijk de vraag wat architecten kunnen betekenen. Norquist was daarin heel concreet: hij toonde de bekende levendige straten van oude Europese steden: Barcelona, Amsterdam en Parijs. Niemand zal de aantrekkelijkheid van deze straten ontkennen. Maar het probleem van veel (nieuwe) hedendaagse Amerikaanse stadsstraten, ook die van de New Urbanists, is dat er geen ruimte is voor het afwijkende. Omdat het afwijkende angst inboezemt. Michael Sorkins inbreng – die ook uitgenodigd was, maar zich liet excuseren – werd node gemist. Als het negatieve uit het straatbeeld wordt verwijderd, verandert de straat voor je het weet in een decor en commercieel instrument, ofwel het ‘themepark’ waar Sorkin het over heeft in zijn bekende analyse van de hedendaagse Amerikaanse stad Variantions on a Themepark. Crawfords poging het dagelijkse leven van de burgers zelf serieus te nemen, als uitgangspunt voor de stedenbouw, of die nu in stedelijk of ruraal gebied plaatsvindt, of in de sprawl, biedt daarom toch meer perspectief. Architecten moeten af van hun verheven positie, voordat ze het humane karakter van de architectuur kunnen hervinden. Overwin de afkeer voor het burgerlijke, en ontwerp de omgeving die de burgerman toekomt.