Feature

De nieuwe Openbare Bibliotheek Amsterdam hinkt op twee gedachten

Op de magische datum 070707 werd de nieuwe Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) geopend. Het gebouw van Jo Coenen neemt een prominente plaats in op het hoofdstedelijke Oosterdokseiland. In deze grootste openbare bibliotheek van Nederland kan de bezoeker rondzwerven over zeven etages met een gezamenlijke oppervlakte van 28.000 m2 (populair gezegd, drie voetbalvelden). Naast de goed gevulde boekenkasten, de leestafels en studieplekken zijn in het gebouw ook een theater, vergaderzalen, een restaurant en een knutselruimte te vinden. Door de reikwijdte van het programma is de bibliotheek in een ongelukkige spagaat beland.

OBA / foto Ymnes

Al van een afstand kondigt de nieuwe bibliotheek zich aan. Een natuurstenen kolom springt negen meter uit de rooilijn en is een welkome variatie in het strenge grid dat voor het schiereiland is uitgetekend. Onder een enorme luifel is de gevel opgebouwd uit verschillende volumes, uitgevoerd in hout, glas en steen, die het gebouw een aantrekkelijke dynamiek geven. Via een monumentale trap wordt de bezoeker binnengeleid, waarna de zeer ruime entreehal uitzicht biedt op de onderste drie etages die met verspringende terrassen een even levendig beeld vormen. Twee ruime vides zorgen voor de toetreding van daglicht en maken in één blik de omvang en structuur van het enorme bouwvolume inzichtelijk.

Vanaf de derde etage wordt het gebouw rustiger. Halfhoge boekenkasten laten de ruimte overzichtelijk en tegelijk zijn er genoeg hoekjes, nissen en afgeschermde werkplekken -sommige met prachtig uitzicht op de stad. De donkere vloerbedekking en het houtwerk dragen bij aan een gevoel van beslotenheid. Samen met de prettige akoestiek en de gedempte verlichting biedt de bibliotheek een evenwichtig samenspel van verschillende ruimten en sferen.

Als rijksbouwmeester pleitte Jo Coenen voor meer historisch besef, meer diepgang en meer gevoel voor continuïteit; de ontwerphouding die ook uit zijn gebouwen spreekt. Met zijn afgewogen en zorgvuldige bibliotheek laat Coenen zien dat het boek als belangrijkste informatiedrager in onze cultuur nog niets aan belang heeft ingeboet. ‘Voor publieke gebouwen en zeker voor plekken waar boeken bewaard worden, die toch onze cultuur van vele eeuwen vertegenwoordigen, geldt dat ze met respect behandeld moeten worden en dat betekent voor mij kwaliteit en terughoudendheid en niet vluchtigheid en schreeuwerigheid’, zegt Coenen in het vaktijdschrift Bibliotheekblad.

Met die uitspraak raakt de architect tegelijk aan het pijnpunt van de nieuwe bibliotheek. Overal waar Coenen zijn intenties staande heeft weten te houden klopt het, maar daaromheen rommelt het. Voor OBA-directeur Hans van Velzen lag het ambitieniveau ver voorbij de core business van de bibliotheek. Met The Experience Economy van Joseph Pine en James Gilmore op zijn nachtkastje moest de bibliotheek het gaan redden als een evenement, een gebeurtenis, een beleving. En zo werd een regiment attracties binnengehaald die buiten het traditionele bibliotheekprogramma liggen: theatervoorstellingen, een open podium, voorleesmiddagen (met korting voor de Libelle lezers), het openbare verjaardagpartijtje van Marjan Berk en een ‘nationaal eerbetoon Herman Brood’. Kortom, de bibliotheek als culturele supermarkt – met bijbehorende steriele roltrap en een omroepsysteem dat elk kwartier de komende evenementen aankondigt.

Het zijn juist deze ‘belevenismomenten’, zoals Van Velzen ze noemt, waar de bibliotheek zich vertilt. De vluchtigheid van het randgebeuren laat zich moeilijk rijmen met de intentionele architectuur. In een openbare bibliotheek hoeft het natuurlijk niet alleen te gaan over studie, educatie en recreatie, maar in de OBA is het bijprogramma gepromoveerd tot hoofdact. Had de bibliotheek binnen het toch al overspannen culturele programma van de hoofdstad niet beter een rol als baken en rustpunt kunnen kiezen?

Het lijkt ook of de OBA zijn draai nog niet heeft gevonden. De meeste bezoekers lopen rond als in een pretpark, opzoek naar een zoveelste ‘ervaring’. Ze vergapen zich aan de inrichting, proberen de witte zitkuipjes uit en pielen wat op een van de 600 computers, om aan het eind van de middag neer te ploffen op terras Coenen van restaurant La Place op de bovenste etage. De doelstelling van twee miljoen bezoekers zal de bibliotheek wel halen, maar nu nog twee miljoen gebruikers.

En hoe zit het met de architectuurboeken in de OBA? In de open opstelling staan ongeveer 4.000 boeken over architectuur en stedenbouw, en een ondergesneeuwd plankje landschaparchitectuur. Dat is niet veel en ook niet weinig, maar er is zoveel meer. Ondanks het enorme vloeroppervlak en dito strekkende meters boekenplank staan de leukste en meest interessante architectuurtitels in depot:historische tijdschriften als het Bouwkundig Weekblad, Forum of het zeldzame Ring dat een voorloper is van de bekende Wendingen (ook aanwezig), en de prachtige verzameling 19e eeuwse ornamentboeken afkomstig van de Kunstnijverheidschool in Haarlem, of het complete geschreven oeuvre van Berlage. Het is een wilde greep, maar de OBA heeft ze allemaal in haar bezit –alleen opgeborgen in de 25 kilometer magazijnstelling onder de grond. Daar bevindt zich dus de échte bibliotheek