Recensie

De architect, de academicus en de ambtenaar

Niet hoe ziet de (bebouwde) toekomst eruit, maar hoe komen we tot een duurzame toekomst? Die vraag stelde Stroom zich bij het organiseren van de tentoonstelling OmBouwen / ReStructure. Met een architect, een academicus en een ambtenaar tracht Stroom het hele spectrum van het intelligente bouwen te vatten.

onder: sloop van de Zwarte Madonna (foto: Stroom Den Haag)

De inhoud van de tentoonstelling in Den Haag laat zich lezen als een drieluik: Er waren eens een architect, een academicus en een ambtenaar. Allen met een visie op een duurzame toekomst. De architect bouwde met afval, de academicus wilde een materiele verlichting en de ambtenaar lobbyde voor een afvalvrije wereld.

De architect was ambitieus en zag in zijn wereld zoveel afval dat hij gecharmeerd raakte van het idee om deze afgedankte producten in een andere gedaante een tweede leven te geven. Hij knutselde met twee collega’s van oude wasmachines een hut en transformeerde autobanden tot zitbanken. Zijn ludieke acties dienden echter een doel: huizen bouwen van afval. Als er zich een project zou voordoen zou hij in de omgeving zoeken naar producten als oude steigerpijpen, planken en autoruiten. Zo zou elk huis een lokale identiteit krijgen. In de tussentijd verzamelde hij zoveel mogelijk kennis over potentiële ‘bouwproducten’ als auto’s, wasmachines en kabelhaspels. De opgedane kennis maakte hem direct tot de grootste afvalkenner van het land. Nu maar wachten tot afval in de mode komt en de opdrachten zullen binnenstromen. Inmiddels kregen zijn ludieke projecten veel aandacht en de eerste opdrachtengevers dienden zich aan. Hij stelde zich een doel: vanaf 2012 ga ik de wereld verbeteren door mijn kennis toe te passen om producten geschikter te maken voor hergebruik. Hij was hier zo van overtuigd dat hij zijn bureau naar dit jaartal vernoemde.

Ondertussen zat een eindje verderop een academicus in zijn kamertje. De geleerde man was al decennia bezig met het ontwikkelen van een visie op een duurzame toekomst. Inmiddels had hij zo’n 20 boeken op zijn naam staan en zijn conclusie was dat de sleutel tot duurzame vormgeving te vinden was in de mate van lichtheid van materialen. Zware, door architecten ontworpen constructies deden hem walgen. De door de jaren heen opgehoopte kennis in zijn hoofd had hem een tikkeltje cynisch gemaakt. Hij begon steeds meer de indruk te krijgen dat zijn visies nooit zouden aanslaan in de door grootkapitaal en opportunisme geregeerde wereld. De academicus richtte zich op ontwerpers. Zij moesten maar gaan experimenteren met zijn theorieën. Architecten vertrouwde hij niet en hij liet vliegtuig- en modeontwerpers huizen ontwikkelen. Dit leverde meteen verfrissende resultaten op. De ontwerpers bouwden schaalmodellen van drijvende huizen die gebouwd waren van lichte, bouwmaterialen als PURschuim en textiel. Deze modellen waren zo groot dat de kamer van de academicus er al snel mee vol stond. “Lichtheid is leuk, maar neemt nog steeds veel ruimte in,” verzuchtte de geleerde man.

In het immense ministerie van VROM las een ambtenaar op een dag een klein boekje en zag het licht. In het boekje stond een visie omschreven waarbij een afvalvrije wereld werd voorgesteld. Kern van de visie was het principe van ‘upcycling’, waarbij producten door uitgekiend ontwerp als het ware een eeuwig leven gegeven zou worden. Het boekje was niet zo dik en de theorie leek hem een goed verhaal. Dit werd het vehikel waarmee hij een lobby zou starten! Snel verzamelde hij wat kreten uit het boekje en vulde een PowerPoint presentatie. In het boek stonden helaas geen afbeeldingen waardoor de presentatie erg saai werd. Echter, de ambtenaar was een geboren spreker dus met zijn mooie woorden probeerde hij er toch nog wat van te maken. Hij liep stad en land af om zijn boodschap aan de man te brengen.

boven: WoBo (The World Bottle) van Habraken/Heineken

Op een dag kregen alledrie de hoofdpersonen een brief van een gerespecteerd instituut. Het instituut wilde een tentoonstelling organiseren over intelligent bouwen en daarin de visies van onze drie hoofdpersonen tegen elkaar afzetten. De architect kreeg de opdracht om de tentoonstelling vorm te geven. In zijn eigen bureau graaide hij een aantal van zijn ontwerpen, die hem al een tijd in de weg stonden, bijeen en begon de omgeving af te struinen op zoek naar meer afval. Tijdens zijn zoektocht stuitte hij op de academicus en deze had nog wel wat maquettes en een kast vol oude materiaalsamples over. De eerste afvalproducten waren binnen! Vervolgens liep hij de ambtenaar tegen het lijf. Deze had enkel zijn kleine boekje en een bierflesje uit zijn studententijd, dat door Freddy Heineken was bedacht. Het flesje werd ontworpen door John Habraken om, na een leven als bierflesje, gebruikt te kunnen worden als bouwsteen om muren van te metselen. In de weken voor de tentoonstelling liep de architect door de stad waar het instituut zich bevond. Een groot woongebouw werd na een bestaan van nog geen kwart eeuw gesloopt. “Dit is geen erg duurzaam project geweest” mompelde hij en speurde het terrein af voor bruikbaar sloopafval. De gevelpanelen waren weliswaar ontworpen als modulair systeem, ze waren ook erg zwaar en daarom nauwelijks geschikt voor hergebruik. De architect zag wel wat in de kozijnen. Die waren kleiner en gemakkelijk aan elkaar te koppelen. In zijn werkplaats testte hij de kozijnen en bouwde er kasten van die als ruimteorganiserende elementen konden worden ingezet.

Alle ingrediënten waren nu verenigd in de tentoonstelling. Een integraal project gebouwd van lokale afvalproducten. De architect was zeer tevreden, de academicus was blij dat zijn kasten een stuk leger geworden waren en de ambtenaar vond dat zijn bierflesje een mooi plekje had gekregen.