Op 26 en 27 september vonden bij Stroom in Den Haag de zogenaamde SWOT-debatten van Atelier Zuidvleugel plaats. Onder leiding van Bert van Meggelen werd in vier groepen gesproken over de toekomst van de Zuidvleugel. Elke groep vertegenwoordigde een van de belanghebbende partijen in de verdere ontwikkeling van de Zuidvleugel: ondernemers, ontwerpers en onderzoekers, het maatschappelijke middenveld en de bestuurders.
Bij de ondernemers (Alex Adriaansens, Richard Dallinga, Jan Duijndam, Wim van Krimpen, Rudy Stroink) werd veel gesproken over de rol van de overheid. Daar bleek men grote moeite mee te hebben. Vooral de traagheid, bemoeizucht en de sectoralisering van het bestuur werden als grote belemmeringen beschouwd. Rudy Stroink vergeleek het met het proces van leren fietsen. Je kunt helpen met stimuleren en dingen mogelijk maken, maar er komt een moment dat je het eenvoudigweg los moet laten. En dat gebeurt volgens de ondernemers nu nog veel te weinig.
Opvallend was dat men er grote moeite mee had en men niet – zoals je misschien van ondernemers zou verwachten – zich er weinig van aantrok en een eigen plan trok. Alleen Wim van Krimpen, directeur van het Haags Gemeentemuseum, toonde op kleine schaal enige recalcitrantie toen hij vertelde over een recente verbouwing waarbij het museum ervoor gekozen had om eerst te beginnen met verbouwen en zich daarna pas druk te maken over het benodigde papierwerk.
Deze wat afwachtende houding kan waarschijnlijk ook als verklaring dienen voor het feit dat tegen het einde van het gesprek nauwelijks één kwaliteit van de Zuidvleugel benoemd was. Zelfs toen hier nadrukkelijk naar werd gevraagd wisten deze ondernemers de sterke punten meesterlijk te vertalen in wat er allemaal niet goed is. Een pijnlijke conclusie waar de heren in eerste instantie dan ook enigszins verbaasd en geïrriteerd op reageerden.
Ook bij de deelnemers uit het maatschappelijk middenveld (Paul Blondeel, Martien Kromwijk, Paul Langeweg, Tracy Metz) staat een sterke daadkracht voorop. Misschien niet helemaal verwonderlijk. Met Martien Kromwijk, voorzitter Raad van Bestuur van Woonbron, en Paul Langeweg, directeur algemeen ledenbelang van de ANWB, in het panel heb je twee partijen aan tafel die puur door hun schaal een rol van betekenis kunnen spelen in de Zuidvleugel.
Het gesprek lijkt de verbindende schakel tussen de twee gesprekken van een dag eerder. Ook nu komt de hoge dichtheid aan beslissers en de bemoeizucht van de overheid aan bod maar lijkt er gek genoeg soms meer geloof in eigen kunnen. Het gesprek is vooral een pleidooi voor visie als basis voor pragmatische allianties. Wat die visie moet zijn blijft echter nog achterwege. Alleen Martien Kromwijk hint, vanuit zijn Rotterdamse achtergrond, op de mogelijkheden van de inspirerende achterstand en pleit vooral voor een plan met grote gebaren die als een magneet kunnen werken.
De bestuurders (Christiaan van de Kamp, Chris Kuijpers, Roos Vermeij, Mariëtte van Wieringen-Wagenaar) lijken zich het meest voorbereid te hebben op het gesprek. Althans zij weten het beste wat ze precies kwijt willen. De bestuurders en ambtenaren presenteren elk een duidelijk omlijnd verhaal dat regelmatig herhaald wordt. Dat verhaal ontvouwt zich rondom twee aandachtsgebieden: bereikbaarheid en groene ruimte.Men is het er duidelijk over eens dat de bereikbaarheid een absolute prioriteit is en dat ook het groen een nog te weinig benutte kwaliteit van de Zuidvleugel is. Er wordt dan ook unaniem een lans gebroken voor een superstatus van de strategische groengebieden en de prioritering van de infrastructuur. In dat licht wordt ook voor het eerst gesproken over de projecten die het Atelier zelf ontwikkelde tijdens haar bestaan. In het verlengde van de nadruk op groen en infrastructuur wordt veel waardering uitgesproken voor de projecten Stedenbaan en Tussenruimte van het Atelier.
De gesprekken en daaruit voortvloeiende SWOT-analyses boden een interessante kijk op de toekomst van de Zuidvleugel. Er werden een aantal pregnante opgaven geformuleerd die, zeker in hun samenhang, tal van kansen bieden voor vernieuwende ontwikkelingen in de Zuidvleugel. Bovendien spreekt er een groot verlangen naar samenwerking uit alle gesprekken. Men is wel goed in het bedenken van een vorm (IBA, grote gebaren, superstatus, magneet) maar wat nog ontbreekt is een duidelijke visie. Er zijn ideeën genoeg maar niemand lijkt het voortouw te nemen om deze ideeën te verbinden tot een samenhangend geheel. De grote zwakte die dan ook boven de Zuidvleugel blijft hangen is het gebrek aan (bestuurlijke) samenhang, dit maakt elke vorm van doortastend aanpakken onmogelijk.
De vier gesprekken hadden dan ook veel eerder moeten plaatsvinden. En als niemand het initiatief neemt om ze voort te zetten dan blijft het vooral een interessante exercitie om te zien hoe mooi de Zuidvleugel wel niet zou kunnen worden. Over gemiste kansen gesproken…
Bij de ontwerpers en onderzoekers (Robert Broesi, Lodewijk van Nieuwenhuijze, San Veschuuren, Olof van de Wal) kwam een heel ander beeld naar voren. Het gesprek was doordrenkt van het geloof in de maakbare toekomst van de Zuidvleugel. Dit geloof werd gestoeld op drie aspecten. Ten eerste ligt er een enorme wateropgave. Lodewijk van Nieuwenhuijze gaf aan dat er op dit moment op veel plekken amper 3% van het oppervlak is vrijgemaakt voor waterberging, waar dat dit in de nabije toekomst op een niveau van 10% gebracht zou moeten worden. De ontwerpers zagen hier grote kansen om op vernieuwende wijze relaties te leggen tussen de verstedelijkings- en waterbergingsopgave.
Een tweede aspect dat naar voren kwam is het gebrek aan een duidelijke identiteit. Dit wordt vooral geweten aan de introspectie die ons land momenteel kenmerkt. We kijken nauwelijks meer naar buiten. We staan met de rug naar de buitenwereld toe. Deze houding vertaalt zich ook fysiek en kan een verklaring zijn waarom de kust in ons blikveld bijna volledig ontbreekt. Het derde aspect is een dringend pleidooi voor een sterke coalitievorming. De maakbaarheid van de Zuidvleugel, of volgens de ontwerpers nog liever de Deltametropool als geheel, moet vooral gestalte krijgen door samenwerking.
En deze samenwerking heeft ook al een vorm. Althans als het aan Robert Broesi ligt. Hij pleit namelijk voor een nieuwe IBA (Internationale Bau Ausstellung). Dit pleidooi voor een organisatie die met een eigen mandaat kan opereren en buiten de gevestigde instituties is geplaatst wordt door de andere gasten enthousiast ontvangen.