Feature

Gewenste Onvoorspelbaarheid

‘Klaasse spreekt!’ Met deze bijna profetische woorden werd de lezing van Kamiel Klaasse van NL Architects op 2 oktober j.l. vooraf aangekondigd door architectuurcentrum ARCAM. In de loop van de avond leek de wervende kreet steeds meer de betekenis van een smeekbede te krijgen. Klaasse sprak weliswaar, maar zei niet zoveel. Waarom niet?

Op basis van zijn status als een van de boegbeelden van de ‘01-generatie’ van Nederlandse architecten leek de toon van de aankondiging niet ongepast. NL Architects behoort immers tot een groep ontwerpers die in binnen en buitenland al jaren opzien baart door een onconventionele, analytische en conceptuele benaderingswijze van (prijsvraag)opgaven en opdrachten. Een ontwerpattitude die zich in de eerste plaats laat herkennen door een overaccentuering van de visuele presentatie waarbij vaak leentjebuur wordt gespeeld met de beeldcultuur van reclame en design. Inhoudelijk wordt daarnaast vertrouwd op het extrapoleren van details, afwisselend aanbidden of doodzwijgen van de context en op het opzettelijk verschuiven, om- of verdraaien van wat aanvankelijk essentieel werd geacht. De ontwerpen wekken daarbij vaak de indruk dat niet de daadwerkelijke realisatie maar het concept urgent is. Dat is echter maar ten dele het geval, zoals uit de bloemlezing van Klaasse bleek.

De gebruikte beeldtaal en soms futiel lijkende exercities over een detail of gevel zijn niet gericht op het ontlopen van concrete bouwopdrachten, maar vaak wel het gevolg van de schaarste of trage ontwikkeling ervan. Klaasse accentueerde dit feit, bewust of onbewust, door noch in beeld noch in toelichting veel informatie te verstrekken over de status van een project. Door het op deze wijze gelijkschakelen van ontwerpstudies, daadwerkelijk uitgevoerde en traag voortschrijdende projecten werd echter ook een rookgordijn opgetrokken, waarmee het publiek een heldere blik op de ontwikkeling van het bureau in de afgelopen tien jaar werd ontnomen. Hierdoor passeerde bijvoorbeeld een recent hoogtepunt, het prachtige ontwerp voor het Groninger Forum, bijna achteloos de revue. Hoewel ook dit doelbewust a-historisch of semi-chaotisch presenteren geduid zou kunnen worden als de tongue-in-cheek-houding die zo past bij de algemene benaderingswijze van het bureau, leek er toch meer aan de hand.

De wijze waarop Klaasse het oeuvre presenteerde was namelijk het gevolg van de kunstmatige spagaat waarin hij zichzelf in de loop van de avond manoeuvreerde. Het begon met een strijdlustige oproep tot een pro-actieve opstelling van de architect in het huidige spel tussen ontwerper en opdrachtgever. Klaasse hield een pleidooi voor een minder afwachtende houding en minder afhankelijke positie van de ontwerper. Een attitude die vooral kracht bijgezet zou moeten worden door de productie van meer ongevraagde en persoonlijke autonome ontwerpen en studies. De gemiddelde architect heeft zich, volgens Klaasse, namelijk veel te veel in de rol van een figurant laten duwen, die slechts antwoorden geeft op vragen van opdrachtgevers. Een strijdbaar uitgangspunt dus, maar het argument werd helaas niet krachtig onderbouwd.

Groninger Forum

Klaasse probeerde de toehoorders vervolgens met een artificiële driedeling van de eigen werkattitude deelgenoot te maken van mogelijke uitwegen uit de slaafse positie waarin de architect zich bevindt. Hij benoemde achtereenvolgens de strategieën ‘speculate’, ‘program the programme’ en ‘the remix’. De eerste strategie komt neer op het scherp speculeren op mogelijk relevante thema’s in de samenleving. De tweede strategie gaat over het verder analyseren van een opgave dan strikt noodzakelijk is. De derde strategie is gericht op het (her)gebruiken van symbolen en data op een wijze die niet verwacht wordt.

Bij het oormerken van een selectie uit het oeuvre van NL op basis van de genoemde strategieën ging het vervolgens langzaam maar zeker mis. Klaasse slaagde er namelijk niet in om een duidelijk onderscheid tussen de drie ‘trucs’ aan te brengen. Eigenlijk kwam het neer op een wisselend brouwsel van ongevraagde, onverwachte en onderhoudende elementen. Ook de aangehaalde voorbeelden konden bij nader inzien vaak ter illustratie van meerdere strategieën dienen. Zo ontstond langzaam maar zeker het beeld van een bureau, bekend om zijn duidelijk herkenbare ontwerptaal, dat nu een poging wil ondernemen tot een heroriëntatie van oud én toekomstig werk op basis van een gesuggereerde urgentie. Een urgentie bovendien waarvan het lijkt te vinden dat ook andere ontwerpers zich ertoe moeten verhouden.

Klaasse hielp de illusie van een doordacht en gemeend pleidooi uiteindelijk om zeep door te erkennen dat hij zelf ook twijfelde en aarzelde over de juiste timing en de nog niet uitgekristalliseerde boodschap van de lezing. Hij gaf, in een korte discussie achteraf met Maarten Kloos, toe dat de gepresenteerde indeling in hoge mate kunstmatig was. Wat ook direct zijn onwennige omgang ermee verklaarde. Hoewel zo’n ontboezeming natuurlijk altijd op enige sympathie mag rekenen, blijft het toch enigszins raadselachtig waarom Klaasse zich liet verleiden tot een duidende lezing. Terwijl hij zich, volgens eigen zeggen, doorgaans ‘in onvoorstelbare bochten wringt om aan iets stelligs te ontkomen’. Alleen de tijd zal leren of de worsteling, waar het publiek blijkbaar getuige van moest zijn, zal leiden tot een ander soort werk en attitude van NL Architects. En of de lezing als een bewijs gaat gelden van de transitiefase waarin het bureau zich bevindt. Het zou mij echter niet verbazen als het vooral een zoveelste bewijs zal blijken te zijn van het feit dat Klaasse en NL Architects eenvoudigweg niet geduid wensen te worden. Ongrijpbaarheid is ook een vorm van vrijheid, immers. Het credo van NL zal daarmee ook niet ‘Wow! What? Wow!’ blijken te zijn zoals Klaasse beweerde, maar ‘Wow! What? What?’. Klaasse sprak dus wel, maar zei opzettelijk niet zoveel.