Opinie

Kuif, 262 meter boven het maaiveld

De discussie rond de plannen voor de Belle van Zuylen, het ‘hoogste gebouw van Europa’ aan de rand van Leidsche Rijn, bleef lang doodstil. 13 September werd in de raadzaal van het Utrechtse stadhuis een poging gedaan om die stilte te doorbreken.

1. Pi de Bruijn presenteert de Belle, (en de natie kijkt over de schouder mee?)

2. hoog, hoger, hoogst

3. Functieoverzicht; verticale stad?

4. Stadsleven rond de plint?

5. Kees Rijnboutt: ‘Torentje kopen?’

De secretaris van de Utrechtse CWM (Commissie Welstand en Monumenten) Jan Koning nam na 20 jaar afscheid en wenste zich geen zóveelste afscheid met receptie, maar een debat over de Belle van Zuylen. Het plan van Pi de Bruijn van de Architecten Cie. is een multifunctioneel gebouw van 262 meter hoog met bijna 100.000 m2 aan kantoren, woningen, winkels, hotel en publieke ruimtes. Aan de basis is hij 100 meter breed, in het midden 50 en aan de top 86 meter. Op dit moment volgens Koning de hoogste toren van Europa. Ontwikkelaar Burgfonds kwam in januari 2006 met het idee, nadat de gemeente in het toekomstige Leidsche Rijn Centrum plaats had ingeruimd voor een bouwwerk waarbij de ‘sky is the limit’. De gemeente raakte afgelopen zomer overtuigd van de haalbaarheid van het voorstel. De komende stappen zijn de opdracht voor een schetsontwerp en het opstellen van een intentieovereenkomst. De vrijblijvendheid is er vanaf, de discussie was echter nog niet op gang gekomen. Dat was een doorn in het oog van de man op wiens initiatief de vergaderingen van de welstandscommissie -als één der eerste in Nederland- openbaar werden. Hij was blij met het stuk in de Volkskrant die morgen en hoopte dat de dag een aanzet was. Discussie kreeg hij. Een debat, de week erna het negatieve advies van de rijksbouwmeester en de minister die zich – niet dat ze de toren tegen kan houden – via een woordvoerder bij dit negatieve advies aansloot.

IJdel

Debatleider Ubbo Hylkema (voormalig voorzitter CWM) stond in zijn voorwoord stil bij de weerstand tegen de Domtoren van Utrecht die eeuwen lang de hoogste was van het land. De toren trotseerde een storm die voor 19 kleinere torens en het middenschip van de domkerk het einde betekende. “De domtoren werd daardoor nog meer een stand-alone symbool van de stad.” Hij vatte het manifest Contra turrim Traiectensem (tegen de toren van Utrecht) van Geert Grote uit 1374 samen: “Verspilling, ijdelheid der ijdelheden, walgelijk decadent. Wat denkt zo’n bisschop wel.”

De nieuwe toren is gepland in Leidsche Rijn Centrum bij het gelijknamige station ten noordwesten van de kruising van het spoor Utrecht-Rotterdam met de A2 (Utrecht-Amsterdam), ten noorden van de toekomstige overkapping van de A2. Rijnboutt van der Vossen Rijnboutt was door de initiatiefnemers gevraagd om een deel van het masterplan voor dit gebied van Jo Coenen toe te spitsen op de Belle. Dat masterplan bood plaats aan een toren van 200 meter en daarnaast een kleinere van 80 meter. Op een geïsoleerde driehoek. In plaats daarvan trekt Rijnboutt het grid van de bebouwing door, zodat de toren in het grid komt te staan. “In zijn grondvlak is de toren ondergeschikt aan het stadsweefsel”. Een video moest illustreren hoe goed de toren in de onmiddellijke omgeving paste. Een medewerker van het bureau liet later doorschemeren dat Coenen waarschijnlijk niet content is met wat de toren hier doet. Maar ja, Coenen had zich op het laatste moment ziek gemeld.

Welkom

Pi de Bruijn omschreef het project als het opnieuw uitvinden van de toren. “De toren geeft ambities in de Nederlandse samenleving van wereldburgers vorm met de kracht van technologie en verbeelding.“ De hoogte volgt volgens hem uit het programma. De Bruijn gaf aan dat co-architect Branimir Medić ten aanzien van de vorm was geïnspireerd door de manier waarop de Eiffeltoren samenwerkt met de stedelijke ruimte. “Anders dan bij een normale toren maken de Eiffeltoren-achtige voeten een gebaar van welkom, omarmen ze een stuk stad. Pas maanden later begonnen we de kuif ook te laten ontvouwen, een spiegelbeeldig welkomstgebaar naar boven toe, om de algemene, de kosmische ruimte als u wilt, ook te omarmen. Het gebouw doet een originele poging om zich te verbinden, dat is de hoofdgedachte van het uitwaaieren.”

Geesinktoren

Cultuurhistoricus Roland Blijdenstijn had geen goed woord over voor “de Geesinktoren”. Het ding past volgens hem domweg niet hier, in deze tijd en bij de geschiedenis. “De locatie verklaart de functie niet en de vorm is een Fremdkörper.”

Lodewijk Baljon, die Adriaan Geuze verving, wees erop dat de toren een generator van activiteiten kan zijn. Hij vroeg zich, als Amsterdammer af, of hij bij het verlaten van de stad meteen al wilde zien waar Utrecht ligt, “of is er nog even een stukje gras en koeien waarbij ik weg kan dromen”. De verstoring van de wolkenlucht zag hij niet zo, “maar dan moet je er wel op letten dat het mooi wordt en dat kost geld, en dat is een probleem in Nederland”. Volgens Bob van Reeth is het de bouwheer die een project inspireert en legitimeert, hij is benieuwd naar de culturele ambitie en draagwijdte van dit project.

Stoerdoenerij noemt Flip ten Cate, secretaris van de federatie Welstand, maar “sprekend op persoonlijke titel” de toren. “Het hoogtepunt van de verrommeling in Nederland. De toren zal elke ochtend een streep trekken door het groene hart. Je moet tamelijk dyslectisch zijn om behouden en versterken te vertalen in bebouwen en beperken. Utrecht stáát al op de kaart van Europa. Als je stelt dat deze locatie de navel is van Nederland, dan moet je je afvragen waarom de dynamiek deze navel dan niet al heeft opgezocht. Hoogbouw hoort bij dynamiek, jawel, maar er moet al wel een programma zijn om de hoogbouw te legitimeren, in plaats van dat je het andersom doet: hoogbouw plegen en er een programma bij zoeken.” Pi de Bruijn noemde dat een kip of ei-discussie. “Er is genoeg dynamiek in Utrecht.”

Ultralokaal

Matthijs de Boer, voormalig lid van de Utrechtse CWM opende de discussie met de parabel ‘Belle en het Beest’ waarin de toren als koekoeksjong werd voorgesteld. Terwijl De Boer zei dat de stéden er wat van moesten maken zei Rijnboutt “Toch weer die steden? Toch weer die steden!” En schalks en half tegen de zaal: “Daar heb je het al.” Waarmee hij doelde op het terugvallen op de “ultralokaalheid” van onze steden tegenover tendensen van globalisering en de deltametropool.“Als je geen kans ziet om te reflecteren op de grotere werkelijkheid van de wereld die je elke dag in elke krant aantreft, als je geen kans ziet daarop te reageren, dan blijft Utrecht zoals Utrecht al heel lang is. En dan is de dynamiek die er wellicht bruist ook ten dode opgeschreven.” De Utrechtse architect Jacco de Visser wierp tegen: “Áls het dan globaal is, dan kan het toch net zo goed in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag?” De Boer ondersteunde dat pleidooi met het ideaal van Coenen voor Leidsche Rijn Centrum: “Een blokkenstad waarbij het leven zich op straat afspeelt met pleinen en straten, terrassen, blokken van 4-6-8 lagen hoog waarin zich met een fijnkorrelige mix een veelheid aan functies kan vestigen.” Rijnboutt was het daarmee eens, maar wees erop dat Coenen zelf plaats bood voor een toren van 200 meter.

De toren spaart groen en belast het tegelijk. Met betrekking tot de hoogte als inbreuk op het groene hart stelde Rijnboutt dat de infrastructuur (snelwegen) daar een oneindig veel groter aandeel in heeft dan de 100.000 m2 toren. “De economie is hier een onwijze machine, maar als je dat een beetje zichtbaar maakt met een toren, komt er een ophef over die ik op zijn zachtst gezegd vreemd vind.” Over het gebrek aan (publieks)functie stelde Kees Rijnboutt dat extra functies gewoon kunnen worden toegevoegd.

Eenling

Jacco de Visser ziet gebouwen als afspiegeling van macht. “Eerst van kerken, daarna van banken en nu van regenten, de nieuwe rijken. Dat is goed hoor, maar maak er dan meteen 38.” Kees Rijnboutt vond de toren ook wel eenzaam. En zou het op zichzelf prima vinden als er een bosje torens kwam.

De discussie gaat heel Nederland aan. Maar het lijkt erop dat mensen uit de omgeving, en Utrechters in het bijzonder, het idee gunstiger gezind zijn dan mensen verder weg: “Wij maken wel uit wat wij hier doen.” De toren symboliseert dat. Anderzijds zegt het met zijn vier handen naar boven geheven: “Ik weet het niet.” Niet eigenwijs verwijzend naar een hogere moraal, maar open staand voor suggesties.