Feature

Materialz #2

Studenten moeten meer met materialen ontwerpen, daarom organiseerde de leerstoel Product Ontwikkeling van Bouwkunde TU Delft op 27 september het Materialz symposium. Na de succesvolle eerste editie over toepassingen van materiaalinnovaties, concentreerde editie 2 zich meer op de ontwikkeling van nieuwe materialen. Het is de vraag of met deze insteek de ontwerpstudenten werkelijk worden geënthousiasmeerd.

‘Studenten komen weinig in aanraking met materialen’ zo schrijft de leerstoel Product Ontwikkeling in zijn toelichting bij het symposium. ‘Door de studenten nu te prikkelen met nieuwe mogelijkheden en toepassingen zal in de toekomst een meerwaarde terug te vinden zijn in het ontwerp’, zo is de gedachte. Het symposium Materialz, door de TU Delft samen met tijdschrift Dax georganiseerd, moet deze prikkeling opwekken. De eerste editie toonde spectaculaire toepassingen van materiaalinnovaties zoals bewegende gebouwen en zelfdenkende hotelkamers. Deze tweede editie focuste meer op de materiaalvernieuwing zelf. Zoals de ontwikkelingen in de nanotechnologie. Een zeer populair onderzoeksterrein waarin uiterst kleine deeltjes materialen geheel nieuwe eigenschappen geven. Edwin Currie van het bedrijf Kyria ontwikkelt met deze techniek nieuwe afwerkmaterialen met zeer specifieke kwaliteiten. Voor de bouw bijvoorbeeld glas met extreme UV wering of krasvastheid. Currie geeft toe dat het in de bouw nog niet zo wil vlotten met deze vernieuwingen. ‘De glasindustrie heeft de laatste jaren fors geïnvesteerd in nieuwe glasovens. Zij zitten niet echt te wachten op weer een vernieuwing’.

Een ander populair onderzoeksveld zijn de zelfherstellende materialen. ‘De natuur kan zich herstellen’ zegt professor Sybrand van der Zwaag van de faculteit Lucht en Ruimtevaarttechnologie, maar materialen ontworpen door de mens nog niet’ Zo herstelt een bot dat breekt uit zichzelf, maar een betonnen muur niet. Het principe van zelfherstellend materiaal is eenvoudig: ‘Er wordt materie ingekapseld in het materiaal. Als het materiaal scheurt komt deze materie vrij en vloeit het uit in de ontstane scheur.’ Zelfherstellend beton kan thans worden gemaakt en wordt al in de bruggenbouw toegepast.

Currie en Van der Zwaag onderzoeken nieuwe materialen en zoeken daar toepassingen bij. Een nieuw materiaal wordt pas interessant als er een killing application is, zo weten zij. Zoals Tefal (Teflon Aluminium) pannen de killing application was voor het materiaal teflon . Bij Philips proberen ze het bedenken van materialen en de zoektocht naar de toepassingen te combineren. Met het eigen Homelab observeert het bedrijf mensen in hun dagelijkse handelingen. Zo hoopt het bedrijf de behoeften van de mens te peilen. Evert van Loenen, onderzoeker bij Philips, ziet in de nieuwste vindingen een toenemende vergroeiing tussen materiaal en elektronica. ‘Al in 1988 voorspelde Mark Weiser dat de toen nog reusachtige centrale mainframes op den duur vervangen zouden worden door ontelbare minuscule ‘devices’. Nu is de techniek zover gevorderd dat deze mini –elektronica overal in kunnen, en dat voor een lage prijs. Voorbeelden als chips in schoenen om je snelheid en afstand te meten. Veel verwachting heeft Van Loenen van het raam dat benut kan worden als beeldscherm; ‘altijd het uitzicht dat je wenst, ook al kijk je in werkelijkheid tegen een dichte muur’.

Veel sprekers merkten op dat het moeilijk is om nieuwe materialen in de bouw te introduceren. De kosten zijn daarbij niet het grootste struikelblok, immers in alle branches spelen kosten een belangrijke rol. Het is eerder de regelgeving en het conservatisme van de branche die vernieuwing bemoeilijkt. Ronald Lewerissa van het ontwerpbureau Flex/the Innovationlab ziet daarom een andere oplossing. In plaats van nieuwe materialen toepassen kun je ook bestaande materialen nieuw toepassen. Zoals karton en textiel. Hij had zelf een interessant materiaal in gedachten: EPP (expanded polypropyleen) Een goedkoop, sterk materiaal dat makkelijk in alle vormen te modelleren is.

Op eenzelfde wijze werkte Cepezed bij het nieuwe kantoorgebouw Westraven van Rijkswaterstaat in Utrecht. Om een goed klimaat in de kantoren te bereiken is een dubbele gevel toegepast. De ramen in de binnenste gevel zijn hierdoor ook op grote hoogten te openen zonder grote tochtproblemen. Maar anders dan bij vergelijkbare oplossingen is de buitenste laag niet uitgevoerd in glas, maar met geweven doek. Eenvoudiger, goedkoper en het heeft ook nog een gunstige invloed op de windeffecten rondom het gebouw doordat het doek de wind absorbeert.

Door de nadruk op materiaalontwikkeling was het symposium minder spectaculair dan vorig jaar. Moderator Van der Zwaag voelde dat blijkbaar al in zijn uitleg over zelfherstellende materialen toen hij bij een formule aangaf dat ‘dit is echt de enige formule is die ik laat zien’. Waarschijnlijk geeft dit symposium een realistischer beeld van de lange, moeizame weg naar materiaalvernieuwing, maar  is het de vraag of hiermee de architectuurstudenten worden bereikt. Waarschijnlijk intrigeert het een kleine groep bouwtechnici maar haakt de ontwerpende student snel af.

Wil men architectuurstudenten werkelijk enthousiastmeren dan zou de nadruk meer op toepassing en minder op ontwikkeling moeten liggen. De begeleidende tentoonstelling die gelijktijdig werd geopend is daarom een betere methode om studenten te interesseren. In de stijl van de beproefde Materia tentoonstellingen kunnen de studenten hier kijken naar en voelen aan interessante (nieuwe) materialen. Als men bij een volgende tentoonstelling de materialen ook nog weet te koppelen aan aansprekende voorbeelden en kan aangeven hoe deze architecten al in een vroeg stadium de mogelijkheden van het materiaal onderzochten, dan zet het studenten wellicht aan tot materiaalexperimenten.