Feature

Brieven uit Almere nr.1 – Het paard van Troje

‘Gewone mensen’, opgelet! Log nu in op de digitale perceelwinkel, zoek in een stuk grond uit en verwezenlijk uw droomhuis. Welkom bij stadsvorming 21e-eeuwse stijl, welkom in Almere, de ‘adolescente’ New Town van Nederland . Stedenbouwkundigen, grote bouwbedrijven en woningbouwverenigingen zijn van het podium verdreven en nu krijgt ú eindelijk de kans uw eigen stad te maken. Het plaatselijk bestuur ziet u graag pro-actief, creatief en betrokken!

In Almere wordt niet zomaar een paar woningbouwprojecten aan een nieuwe stad geplakt, nee dit is de grootste woningbouwopgave die de komende decennia in een stad zal plaatsvinden. Tot 2030 zullen 60.000 nieuwe woningen worden gebouwd, een derde (20.000) naar specificatie van de eigenaren. Onder het motto: ‘Ik bouw mijn huis in Almere’ zal deze stad niet alleen vóór de mensen gemaakt zijn, maar ook dóór de mensen. Deze strategie zal naar verwachting een complexere, minder voorspelbare en natuurlijkere stad opleveren dan de met zorg aangelegde en bestuurde stad van nu.

Is dit het eind van de gestandaardiseerde, genormaliseerde en overgereguleerde Nederlandse woningbouwmachine? Kan het zijn dat er binnen een systeem van gecontroleerde formaliteit hoop gloort voor informaliteit? Het mag duidelijk zijn dat de participanten en mechanismen die van oudsher steden lieten verrijzen zich volledig zullen moeten aanpassen, een verandering die generaties van evoluerende ontwerpprocessen in beslag zal nemen.

Het is van belang om de ontwikkelingen in Almere te begrijpen als een vanzelfsprekende consequentie van de veranderende economie en van de overgangsfase waarin de verzorgingsstaat zich bevindt. Productieprocessen en consumptiepatronen veranderen, evenals de bestuurspraktijk. Het boek Mass Customization van Joseph Pine dat in 1993 verscheen, attendeerde ons al op de komst van nieuwe productiesystemen voor maatwerk, zoals bijvoorbeeld in de auto-industrie in concurrerende landen zoals Japan. Bestuurstechnisch is het inmiddels al lang niet meer revolutionair om steden op te vatten als een verzameling zelforganiserende complexe systemen en waarin ‘bottom-up’ en ’top-down’ processen met elkaar mengen.

De positie van de bewoners en de ontwerpers in verhouding tot deze veranderende complexe omstandigheden dient nog wel te worden toegelicht. Wanneer informatie breder beschikbaar is en de samenleving complexer, levensstijlen divers en individuen bewuster, kritischer en veeleisender zijn dan ooit tevoren, vrij toegankelijke systemen (Wikipedia, Second Life) iedereen in staat stellen deel te nemen aan gecompliceerde processen, ligt een meer gezamenlijke aanpak voor de hand. Bedrijven als Philips en Nike pikken deze trend op en roepen afdelingen in het leven die gespecialiseerd zijn in klantgerichte ontwerpmethoden. Zo kun je op nikeid.nike.com de kleren en schoenen van je dromen creëren met je eigen lievelingskleuren, texturen en materialen. Dit zal absoluut zijn weerslag hebben op het terrein van de architectuur. Hoewel het architecten zal herinneren aan hun bittere ervaringen in de jaren ’60 en ’70 die vooral werden gekleurd door de toenmalige politiek, is de dynamiek nu totaal anders. Destijds eisten het volk, activistische stedenbouwkundigen en progressieve architecten het recht op medezeggenschap op: vandaag de dag zijn politici, bedrijven en stedenbouwkundigen naarstig op zoek naar actieve en verantwoordelijke lieden die aan bouwprojecten willen deelnemen.

Homeruskwartier, Almere

Laten we, nu we het hebben over een minder formeel urbanisme, inspraak en maatwerk, Almere eens achter ons laten en in Istanbul gaan kijken. De stad, een op maat gemaakte lusthof der informaliteit, draagt nog steeds diepe sporen van de selfmade tuinsteden (gecekondu) waaruit zij is ontstaan. Deze ‘zelfbedieningsstad’ met officieel 14.000.000 inwoners is opgebloeid in afwezigheid van een vooruitziende en sterke staat, en onder invloed van een teugelloze markteconomie. Het is niet verbazingwekkend dat de stad in de afgelopen eeuw geen enkele wereldberoemde architect of stedenbouwkundige heeft voortgebracht. Dat is geen kwestie van talent. Het is eerder zo dat architecten geen toegang hadden tot middelen om de stedelijke ruimte vorm te geven. Zij negeerden de menselijke maat van de markt, en de markt negeerde hen. Dientengevolge zijn vastberaden individuen, rijk of arm, de drijvende kracht achter de gemeenschappen van Istanbul geworden. Dit verklaart heel goed waarom er in Istanbul een teleurgestelde modernistische avant-garde bestaat die er niet in is geslaagd te participeren in de bouw van de stad. De zaken zouden er heel anders hebben voorgestaan, als de kloof tussen ‘gewone’ mensen en architecten minder diep was geweest.

De inspraakfobie van architecten lijkt universeel te zijn en eigenlijk van alle tijden. Is het werkelijk zo dat inspraakprocessen als zodanig de invloed van de architect reduceren en resulteren in een middelmatige architectuur? Zal de democratisering van de ruimtelijke vormgeving een banale leefwereld tot gevolg hebben? Zoals gezegd hebben architecten soms onaangename herinneringen aan de jaren ’60 en ’70. Vandaag de dag dienen architecten, naar mijn mening, tijd te steken in het opsporen van hun creatieve raakvlakken met gebruikers zodat een verstandhouding mogelijk wordt. Op die manier is het eindresultaat nog steeds een specialistisch product, maar wel één dat de bestaande complexiteit veel beter representeert. Elia Zenghelis, momenteel lid van de onderzoeksraad van het Berlage Instituut, nam in de ‘Power’-speech die hij in de Kunsthal hield tijdens de Rotterdamse Architectuurbiënnale van 2007 bepaald geen blad voor de mond: ‘Architectuur is in oorsprong hiërarchisch en inspraak is een Trojaans paard. Het lijkt zo’n goed idee en tóch richt het schade aan!’’

Wat we wel in overweging moeten nemen alvorens we inspraak het ‘paard van Troje’ noemen is de toch al onduidelijke positie van de architect binnen de context van de almachtige vrijemarkteconomie. Zoals Dennis Kaspori schreef in ‘A Communism of Ideas’ (2003, Archis): ‘De rol die de architect in het bouwproces speelt lijkt te zijn gereduceerd tot die van visagist. De totale afwezigheid van architecten in de onlangs gehouden parlementaire enquête over de bouwfraude moet waarschijnlijk niet worden opgevat als bewijs van hun onwrikbare deugdzaamheid, maar als blijk van het feit dat ze nauwelijks van invloed zijn op de ruimtelijke ordening in Nederland. De architect zit knus binnen poppetjes te tekenen, terwijl de grote jongens buiten hutten bouwen.’

De alternatieven zijn duidelijk: je ben stilist en je werkt met de Grote Jongens, of je bent activist en je werkt met de mensen.

Na 100 jaar gereguleerde en hiërarchisch georganiseerde huisvestingspraktijken worden de burgers van Nederland nu opgeroepen om zelf de touwtjes in handen te nemen en te transformeren tot projectontwikkelaars. Het idee is om nederzettingen die zijn gebouwd door sociaal denkende en verantwoordelijke gebruikers strategisch in te zetten om een dynamischere stad voort te brengen. Geëvolueerde Istanbulse wijken zoals Gulensu of Karanfilkoy – oorspronkelijk informeel opgetrokken door de bewoners – zijn hiervan praktijkvoorbeelden. In deze oorden zijn de behoeften van de gebruikers en de aanpassingen die ze door de jaren heen realiseerden, gestold en zichtbaar in de fysieke ruimte. Natuurlijk zullen de inwoners van Almere met hun eigen dringende behoeften en dynamiek te maken hebben, die anders zullen zijn dan die van de inwoners van Istanbul. Diversiteit staat bovenaan de lijst: 27% van de Almerenaren is in het buitenland geboren, een percentage dat alleen in Rotterdam hoger ligt, en het aantal alleenstaande moeders en ouderen neemt toe. De vraag – en de uitdaging – is in hoeverre vrije individuen een manier zullen vinden om de complexiteit van de samenleving te weerspiegelen terwijl de bestaande regels en reglementaire structuren niet veranderen.

Welk standpunt zal de Nederlandse architect hierbij gaan innemen? Nu de verzorgingsstaat langzaam verandert en vrijemarktmechanismen het heft in handen nemen, zouden bevriende projectontwikkelaars wel eens voor de kortste weg kunnen gaan kiezen. Net zoals in Istanbul is gebeurd, zouden zij op een dag kunnen besluiten dat ze hun coole architectenvriendjes niet meer nodig hebben.

De architect kan er ook voor kiezen om een activistische rol te spelen en nieuwe manieren te zoeken om aansluiting te vinden bij de samenleving, bijvoorbeeld door mensen te laten participeren en door de complexiteit van de huidige samenleving te laten oplossen in zelforganiserende milieus. Juist op dit terrein zal de innovatieve architectuur van de 21ste eeuw zich afspelen.