Feature

In gesprek over de omgang met historie

Tijdens het Festival Belvedere op 1 november in Den Bosch spraken Eric Luiten (hoogleraar Cultuurhistorie en Ontwerp, TU Delft) en Michelle Provoost (architectuurhistoricus, Crimson) met zes ontwerpers over de omgang met geschiedenis in hun werk.

De architecten

Bij zijn verbouwing van de Haarlemse Philharmonie voegde Frits van Dongen (architecten Cie) nieuwe elementen in een eigentijdse vormentaal toe aan het gebouw uit 1872. Zo kreeg een nieuwe zaal een gewelfd houten plafond dat overloopt in de wanden. En voor de gevel plaatste hij, om de ingang te markeren, een glazen plaat met een abstracte muzieknotatie als print. De statige concertzaal werd echter in oude luister hersteld, met neoklassieke ornamenten als pilasters, een cassetteplafond en kroonlijsten.

In Wassenaar bouwde Soeters van Eldonk een luxueus wooncomplex, geïnspireerd op een klassiek landgoed. Op de gevel van de nieuwe gebouwen prijken decoraties in de vorm van melkflessen, een verwijzing naar de melkfabriek die op het terrein stond. ‘Geschiedenis is een spel waarmee je kunt spelen’, aldus Jos van Eldonk. Een huis moet volgens hem warm en herkenbaar zijn, ‘over het algemeen wonen mensen niet graag in een grote abstracte doos’. ‘Het tegendeel van abstract is figuratief. Zou je jullie werk figuratief willen noemen,’ vraagt Eric Luiten. Van Eldonk kan zich wel in die omschrijving vinden. Volgens hem is architecture parlante (de term die het bureau zelf graag bezigt) veel directer, illustratiever, maar ook communicatiever dan de conceptuele manier waarop Van Dongen de geschiedenis benadert.

‘Voor mij is het belangrijk dat je vanuit de analyse tot de kwaliteit komt’, reageert deze. ‘De Philharmonie moest de kwaliteit die het bezat weer terugkrijgen. Voor een deel waren dat de krullen enzovoorts. Maar met die nieuwe moderne zaal wilde ik vooral een warm gevoel oproepen. Ik wilde een soort cocoon ontwerpen, met eenzelfde kwaliteit als de klassieke concertzaal.’

De landschapsarchitecten

In zijn plan voor het landgoed Oranjewoud bij Heerenveen combineerde Michael van Gessel een gedeeltelijke reconstructie met hedendaagse toevoegingen. Zo plaatste hij het nieuwe Belvédère Museum dwars op de centrale as van het drie kilometer lange park. De verwaterde structuur van het park van Kasteel de Haar, dat uit een eclectische verzameling tuinen bestaat die rond de vorige eeuwwisseling werden aangelegd, werd door Van Gessel opgefrist en gemoderniseerd.

Elma van Boxel van het bureau ZUS laat onder anderen een stedenbouwkundig plan voor de wijk Westpunt in Hoogvliet zien. In de door Lotte Stam-Beese ontworpen wijk speelden de collectieve groene ruimtes een belangrijke structurerende rol. Omdat een groot gedeelte van de wijk gesloopt wordt en het oorspronkelijke plan geheel dreigde te verdwijnen vroeg opdrachtgever WiMBY om een hedendaagse vertaling van het tuinstadidee, een soort conceptuele monumentenzorg. ZUS bundelde het ruim aanwezige groen tot een langgerekt openbaar park waarin zich op terpen geclusterde woningen bevinden, met ieder een eigen specifiek collectief programma.

‘Ik heb jou wel eens kritisch gehoord over Belvedere,’ daagt Michelle Provoost Van Boxel uit.  ‘We hebben aan twee Belvedere-prijsvragen meegedaan,’ reageert deze, ‘de een was de Limes en de andere was IJmere. In beide gevallen werd gevraagd om de aanwezigheid van artefacten onder de grond boven de grond zichtbaar te maken. Dat vond ik heel moeilijk. Hoe maak je daar een passend ontwerp voor? Hoe krijg je de logica ervan naar boven? Ik vind dat we moeten uitkijken met het koesteren van onze historie, voor een overdosis aan geschiedenis.’

Maar, ‘Elke tijd is nogal overtuigd van zichzelf,’ waarschuwt Van Gessel, ‘de Westelijke Tuinsteden bijvoorbeeld worden nu benaderd als uit de tijd, de ideeën van toen hebben afgedaan. Ik ben erg voor continuïteit, we zijn maar een split second hier.’ ‘Is alles van je voorgangers per definitie mooi?’ vraagt Luiten. ‘Ik heb het niet over mooi en lelijk’, antwoordt Van Gessel. ‘Is de tuin van Kasteel de Haar mooi? Het is een ruim honderd jaar oude tuin, een bizarre tuin. Zocher is tien keer interessanter dan Copijn, maar deze kasteeltuin hoort bij onze geschiedenis. Het is Disney World van honderd jaar daarvoor.’

De stedenbouwkundigen

Endry van Velzen van De Nijl Architecten wordt door Luiten voorgesteld als de expert op het gebied van de vernieuwing van de naoorlogse stad. Voor een gesloopt deel van Paddepoel, een naoorlogse wijk in Groningen, ontwierp Van Velzen een nieuw bebouwingsplan. Paddepoel ligt langs het Reitdiep. De Nijl Architecten plaatste een haven aan dit kanaal, bracht nieuwe typologieën in en herstelde gedeeltelijk de oude verkaveling van grote blokken. Zo bracht het bureau het oude en nieuwe deel van de wijk op een logische wijze bij elkaar, verbonden door groen en met de nieuwe haven als centraal element.

‘Jullie ingrepen lijken mij sterk geïnspireerd door de naoorlogse traditie,’ merkt Luiten op. Dat klopt, beaamt Van Velzen: ‘dit soort wijken zijn ontworpen stukken stad die weinig met het onderliggende landschap te maken hebben. Ik ga ervan uit dat daar ontwerpers aan hebben gewerkt die op een heel integere manier bezig zijn geweest. Het gaat dus niet over behoud, maar wel over begrip – begrijpen hoe het in elkaar is gezet.’ ‘In hoeverre staat jullie werk open voor een breuk met het bestaande?’ vraagt Luiten verder. ‘Ons werk is niet spectaculair, als je dat bedoelt’, reageert Van Velzen. ‘Maar die haven in Paddepoel was er niet en is in die zin een breuk met het verleden.’ De naoorlogse woningbouw was vaak tijdelijk bedoeld, om de nood te ledigen, vervolgt Luiten, ‘waarom dan zoveel aandacht voor continuïteit?’ Volgens Van Velzen verandert er veel door de jaren heen, maar blijft nog veel meer hetzelfde. ‘Ik houd niet van een stad die alleen maar uit kortademige fragmenten bestaat.’

Michelle Provoost vraagt Floris Alkemade (OMA) hoe het komt dat een bureau dat tien, vijftien jaar geleden de slogan ‘fuck context’ populair maakte, vervolgens komt met projecten als Zeche Zollverein – dat mede door OMA is uitgeroepen tot Unesco-monument. ‘Speelt de cultuurgeschiedenis in jullie werk dan toch een rol?’ ‘Die speelt altijd een rol’, reageert Alkemade. ‘’Fuck context’ – overigens geïntroduceerd door een andere, iets bekendere partner van ons bureau: Rem Koolhaas –  was een reactie op het gebruik van de context als een excuus om niet verder te hoeven nadenken. Aan projecten als Zeche Zollverein kun je zien dat wij de context wel degelijk respecteren.’ Begin jaren negentig werd Zeche Zollverein, een kolenmijn in het Ruhrgebied, gesloten. Aan OMA de vraag om een plan te bedenken waarin het oude industriële complex bewaard bleef en nieuwe functies werden toegevoegd. Het bureau stelde voor om de nieuwe gebouwen als een soort muur om het gebied heen te ontwerpen, en het centrum zoveel mogelijk in takt te laten. ‘Wij maken plannen met een herkenbare identiteit’, legt Alkemade uit. ‘Dat is niet omdat we telkens een alles-is-anders-show willen opvoeren. Zorgvuldig onderzoek vertalen wij naar een zo radicaal mogelijke oplossing. Nieuwe toevoegingen worden super zichtbaar gemaakt, om als een soort toverstafje het bestaande te verbijzonderen en een nieuwe functie te geven.’

Contrast of analogie

Aan het begin van de dag haalde Michelle Provoost de Spaanse schrijver Iganasi de Sola Morales aan. Deze schreef zo’n vijftien jaar geleden over een verandering in de omgang met geschiedenis, van contrast naar analogie. Contrast staat dan voor een modernistische positie, waarin gezocht wordt naar een maximaal verschil tussen oud en nieuw. Sola Morales signaleerde een verschuiving naar een architectuur die vooral naar aansluiting zoek en voortborduurt op het bestaande. Oppervlakkig gezien houden Frits van Dongen, Elma van Boxel en Floris Alkemade vast aan het contrast, terwijl Jos van Eldonk, Michael van Gessel en Endry van Velzen naar aansluiting zoeken. Toch wordt de soep niet zo heet gegeten. Zo werken Van Gessel en Van Velzen duidelijk vanuit een analyserende modernistische traditie. En Van Eldonk ontving de hightech Aluminium Award 2007 voor zijn verbouwing van twee suikersilo’s op het terrein van de voormalige suikerfabrieken in Halfweg. ‘Toch bijzonder voor een als historiserent bekend staand bureau’, grapt hij. Aan de andere kant projecteert OMA de principes van de middeleeuwse stad op het centrum van Almere en herstelt ZUS op terughoudende wijze de perken van een oud landgoed bij Brussel.